Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 6.1913

DOI Heft:
Nr. 3
DOI Artikel:
Weissman, Adriaan Willem: Het kasteel Brederode
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19802#0163

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
hersteld. Het boerenhuis, dat het gezicht op het gebouw had belemmerd, werd wegge-
broken, de boerenwagens werden uit de voorpoort verbannen, en zoo kwam de bouwval
in beteren staat.

Hoe het gebouw zich in 1877 vertoonde, zegt ons dezelfde schrijver.

»Van den weg zien wij de groote, goedbewaarde muurbrokken oprijzen, het
muurwerk van het hoofdgebouw en het onderste gedeelte van een tweetal torens spiegelt
zich in de gracht. De voorhof vertoont nu zijn steile wallen van steen, en is door het
water van het kasteel en van den buitenhof gescheiden. En even boven den waterspiegel
verheft zich een ringmuur, die de west- en zuidzijde van het kasteel omgeeft. Wellicht
was het geheel van den bouwval schilderachtiger in zijn vroegeren, verwaarloosden toestand.
Maar leed het romaneske en dichterlijke der ruïne eenigszins schade, veel hebben wij ge-
wonnen, nu wij dit gedenkstuk van vroeger eeuwen weder voor ons hebben in een staat,
die het mogelijk maakt, het voor onzen geest te doen oprijzen, gelijk het geweest is,
toen de banier van Brederode nog van den torentop woei, en de burchtheer met zijn
gezin nog op het huis zijner vaderen toefde.

»Hier, bij dit kleine brugje ter rechterzijde, waar twee leeuwen met wapenschilden
staan, was weleer de toegang tot het slot. Op deze weide, de oude buitenhof, stonden
eens stallen en bouwhuizen, waarschijnlijk ook de woningen voor de geringere dienaars.
Van hier leidde een ophaalbrug naar de nog grootendeels gespaarde voorpoort, door wier
gewelf wij den voorhof bereiken. Sporen van de muren, die dezen hof omringden, zijn
nog over. Een tweede brug brengt ons naar het eigenlijke kasteel. De ingang was in dezen
vierkanten toren, waarvan nog maar enkele muurbrokken bestaan.

»Zijn wij de poort door, dan betreden wij een smal terras, dat naar den toren
voerde, waarin de hoofdtrap was aangebracht. Ter rechterzijde verrijst de muur der zaal,
ter linkerzijde ligt een binnenplein, aan den noord- en oostkant door zware muren en
gewelfde bogen omringd, en in den noordoosthoek verrees eens een ronde toren. Van de
vertrekken aan de zuidzijde zijn nu alleen nog de grondslagen der kelderverdieping over.
Van de trap van den zuidoostelijken toren is nog een gedeelte te zien. De noordwestelijke
toren bestaat nog grootendeels; van een kleinere zaal, in den westelijken vleugel, is de
buitenmuur gansch verdwenen. De keukens, daaronder gelegen, zijn nog te herkennen aan
de ovens, die er te zien zijn. Uit de keukens komt men in de gewelfde kelders, onder
de zware, nog goed bewaarde torens, die naast den poorttoren waren gebouwd. Die torens
hebben overigens met het hoofdgebouw geen gemeenschap. Elk van beiden is vier ver-
diepingen hoog, en had op iedere verdieping een ruim vertrek. Ook heeft elk zijn eigen
steenen trap behouden, die reeds menig wandelaar naar boven voerde in al de jaren,
waarin het kasteel als bouwval lag. Op het binnenplein is de oude welput nog te vinden,
die de bewoners van water voorzag.”

Daar sinds 1877 vele werkzaamheden aan den bouwval zijn uitgevoerd, stelt deze
beschrijving van Craandijk de bezoekers in de gelegenheid, er zich een voorstelling van
te maken, hoe het kasteel zich vertoonde, eer het herstellingswerk begon.

152
 
Annotationen