Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 6.1913

DOI Heft:
Nr. 4-5
DOI Artikel:
Overvoorde, J. C.: Rede van den voorzitter Mr. Dr. J. C. Overvoorde bij de opening van de jaarvergadering
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19802#0176

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Al is de schouwburgkwestie in de Hofstad nog niet opgelost, de kans dat het Paleis
van Nassau Weilburg zal vallen is voorloopig gering en ook op het behoud van de om
haar fraai beeldwerk beroemde pastorie te Schelluinen bestaat meer en meer hoop. De
poging om een gevel te Enkhuizen naar het buitenland te verkwanselen is, althans voor-
loopig, van de baan en voor het wereldberoemde paleis te Amsterdam schijnen betere
tijden aan te breken, nadat op het onvoldoende onderhoud de aandacht is gevestigd.

Vruchteloos bleven echter de pogingen van den Bond om de Nederlandsche
Regeering te overtuigen van de dringende noodzakelijkheid van een wet tot bescherming
der monumenten, al werd met kracht door ons medelid Jhr. V. E. L. de Stuers op het
belang hiervan gewezen. De algemeene politieke toestand en de naderende verkiezingen
maakten het oogenblik niet gunstig om thans eene algemeene beweging te beginnen, doch
wij vertrouwen, dat als kalmer tijden zijn aangebroken en de beweging met takt wordt
geleid, zelfs eene weinig het nationaal belang op kunstgebied beseffende Regeering tot de
erkenning zal moeten komen, dat een langer uitstel van dit belangrijk vraagstuk niet te
rechtvaardigen is.

Met genoegen wijzen wij hier op de uitvoerige studie door Mr. J. W. Frederiks
aan het Monumentenrecht gewijd, welke ongetwijfeld haar nut zal hebben bij de behandeling
van dit onderwerp in de Kamers.

Wil ons streven eindelijk met succes beloond worden, dan is het een eerste eisch,
dat alle voorstanders volgens een vast omlijnd plan samenwerken. Doch tevens is het
gewenscht, dat het toch reeds zoo veel omvattend onderwerp van wetgeving niet nog
verder worde bemoeilijkt door het streven van eenige voorstanders, om hieraan te verbinden
de bescherming van andere belangen, die, hoe gewichtig op zich zelf, toch te zeer in aard
verschillen, om in één ontwerp met de monumentenbescherming te worden saamgevat. Ik
heb hier het oog op de bescherming van moderne monumenten en op die van de natuur-
monumenten. Beiden zijn van overwegend belang en de pogingen om ook hiervoor eene
regeling te verkrijgen, die hun behoud helpt verzekeren, zal zeker onze warme instemming
en onzen steun vinden, doch dan dient dit te geschieden in eene afzonderlijke regeling,
die aanpast aan de hiervoor speciaal te stellen eischen. Door dit te willen samenvoegen
met de bescherming van monumenten van geschiedenis en oude kunst zal men slechts de
wettelijke regeling bemoeilijken en het tot stand komen eener monumentenwet voor geruimen
tijd verhinderen, zonder daarnaast het verderstrekkend doel te kunnen verwezenlijken.

Een nieuw bewijs van de noodzakelijkheid eener wetgeving leverde dit jaar het
kerkbestuur te Zutphen, dat weigerde om mede te werken tot een deskundige behandeling
der tegen de restauratie der kerk aldaar gerezen bedenkingen.

De nationale herdenking van het herkrijgen onzer onafhankelijkheid gaf aanleiding
tot het ontwerpen van tentoonstellingen op allerlei gebied. Ook hierbij bleek de belang-
stelling in onze oude kunst; ’s-Hertogenbosch en Utrecht huldigen het jubeljaar door
het bijeenbrengen van het schoonste, dat het verleden ons naliet. Elders is een deel der

165
 
Annotationen