Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 6.1913

DOI Heft:
Nr. 4-5
DOI Artikel:
Portheine, H.: St. Eusebius en St. Martinus, schutspatronen der St. Eusebius of groote Kerk te Arnhem
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19802#0186

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
ten slotte den Marteldood te sterven, waren zijne overblijfselen door de zorgen van
St. Rufinus bijeenverzameld en dicht onder de muren van Rome begraven J).

Toen in 1452 met het bouwen eener nieuwe kerk te Arnhem werd aangevangen
ter vervanging der Noordelijk gelegen St. Martinuskerk, waarvan reeds in 893 in een
register van bezittingen der abdij van Prümen wordt melding gemaakt ~), wilde men deze
behalve aan St. Martinus ook aan St. Eusebius wijden, aan den Martelaar, die met Pontianus
den marteldood stierf voor het Christelijk geloof.

Dat van de vier heiligen van dezen naam welke de R. K. kerk telt, het deze
Eusebius is aan wien deze kerk werd gewijd, wordt ons medegedeeld door Juan Christoval
Calvete de Estrella, die de reis van Prins Philips naar de Ned. gewesten beschreef, toen
Keizer Karei V in 1548 zijn zoon daarheen zond, om hem als hun aanstaanden vorst te doen
aannemen en te laten huldigen :!). Ook Mgr. Th. Brouwer zegt, dat deze
kerk aan dezen heilige werd gewijd, n.1.: aan H. Eusebius, martelaar,
den gezel van de H.H. Vincentius, Peregrinus en Pontianus, van
welke het Martyrologium Romanum gewaagt op den 25en Augustus 1 2 3 4 5 6).

Tot deze wijding had men de relieken van St. Eusebius
noodig. Terstond werden toen pogingen aangewend om deze te
bekomen. Vermoedelijk had hertog Arnold dit op zich genomen,
toen hij, in het jubeljaar 1450 naar het Heilige land en tevens naar
Rome ging, waar hij door den Paus »niet min beleefdelyck” was
ontvangen en dien hij «tweemaal te woord geweesd en zyne
eerbiedigheyd had bewezen” a). Op zijn heen- en terugreis zal hij
daarbij de abdij van Prümen hebben bezocht, om over de over-
brenging van het gebeente van St. Eusebius te spreken, want
onmiddellijk na zijne terugkomst in Februari 1452, werd met het
bouwen der kerk begonnen, en reeds het volgende jaar werd het
gebeente met andere reliquieën naar Arnhem overgebracht.

Dat de afstand van dit gebeente op verzoek van hertog Arnold
is geschied, wordt bevestigd in eene mededeeling van 1623 van
Matheus Klefierus, monnik der abdij van Prümen, die zegt, dat op verzoek van Arnulphus,
hertog van Gelder, het lichaam van St. Eusebius werd overgebracht naar Arnhem aan den
Rijn'1). Deze zegt echter, dat die overbrenging in 1451 plaats had.

1) Th. Brouwer, Nalezing van de Beschr. van Arnhem door Mr. J. W. Staats Evers enz., 1869,
blz. 17—19 en Bijlage I.

2) Mr. L. A. J. W. Baron Sloet, Oorkondenboek, Oork. No. 66. Zie verder over deze kerk mijne
verhandeling: »De oude St. Martinuskerk te Arnhem”, Gelre VI, blz. 67.

3) El felicissimo viaje del principe don Phelipe hijo d’el emperador D. Carlos Quinto, desde
Espana a sus tierras de la Baxa Alemana; con la descripcion de todos los estados de Brabante y Flandes,
Anvers, 1552, p. 317.

4) «Nalezing van de Beschr. van Arnhem”, enz. blz. 15 en 16.

5) A. v. Slichtenhorst, «Geld. Gesch.”, blz. 126.

6) Th. Brouwer, «Nalezing van de Beschr. van Arnhem” enz. blz. 17 en Bijlage I.

St. Martinus, kerkzegel
in 1540 nog gebruikt.
Foto uit het boekje
van Van Hasselt.

175
 
Annotationen