Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 6.1913

DOI Heft:
Nr. 4-5
DOI Artikel:
Jonge, Caroline Henriette de: Tentoonstelling van Noord - Nederlandsche schilder- en Beeldhouwkunst vóór 1575, gehouden te Utrecht, september 1913
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19802#0209

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Veel sterker en karakteristieker dan het schilderij aldaar, is de Graflegging, afkomstig
uit de Walker Art Gallery te Liverpool. Geen van zijn tijdgenooten gaf dat realisme
in die Christusfiguur met ingezonken gelaat en dunne lang-afhangende haren, die
door de beide mannen grafwaarts gedragen wordt, of in dien onder de oogleden
uitkijkenden blik vol afgrijzen van een der vrouwen, die schuchter en vreesachtig het
lijk niet durft aan te zien. Dat deze schilder meer talentvol dan kundig was, hiervan
getuigen zijn volkomen anatomisch »onbegrip” en het ontbreken van perspectief in die
kale heuvelgroepen, die ook op het schilderij uit de verzameling Glitza (Cat. No. 98),
zich tegen de figuren aandringen.

Een nieuwe vondst van het werk van dezen meester of wat althans in zijn nabijheid
moet gesteld worden, is het helaas maar al te zeer beschadigde triptychon uit Amersfoort
(Cat. No. 101), dat in de houding van den knielenden koning, in de compositie van het
visioen van den H. Bernard en vooral ook in de grisaille-figuren, de annunciatie voor-
stellend, ten duidelijkste verwantschap met de bovengenoemde schilderijen vertoont. De
predella draagt den datum 1526 en het grafschrift voor den stichter, die in Amersfoort
begraven werd. Of nu hiermee de werkplaats van dezen meester in het Utrechtsche te
verplaatsen is en zijn dateering later valt dan men tot dusver aannam, of dat aan copie
of atelierwerk moet worden gedacht, dit is een nieuw probleem, dat vooralsnog een
open vraag zal blijven.

Naast deze werken bracht ons de Tentoonstelling twee schilderijen van een door
Dr. M. Friedlander sinds korten tijd »ontdekten” meester uit Delft (?) uit het begin van
de XVIde eeuw. De vleugels van het triptiek van de Familie van Beest (Cat. No. 63)
— uitgangspunt van de bespreking van het werk van dezen meester door Friedlander in
het Burlington Magazine, Mei 1913 — geven mèt het visioen van den H. Bernard
(Cat. No. 64) in de voor hem karakteristieke manier van de naar verhouding kleine
lichamen tegen de groote expressieve koppen, de eenigszins vluchtige en grove wijze
van handen schilderen, een duidelijken indruk van den stijl van dezen vroegen kunstenaar.

Het hoofdwerk van Geertgen tot St. Jans was wel het kleine nachtstuk uit de
verzameling von Kaufmann (Cat. No. 26). Mét den Christus als man van smarten
(Cat. No. 27 Aartsbisschoppelijk Museum, Utrecht) en het helder en kleurenrijke fijn-
geschilderde diptiekje uit Brunswijk (Cat. No. 28), dat voor een werk van denzelfden
meester doorgaat, hoewel in den vorm geringe doch merkwaardige afwijkingen zijn op
te merken, wordt nu ook de Aanbidding der Koningen (Cat. No. 31) voor een
origineel van Geertgen gehouden. Het was ook hier Dr. Friedlander, die naast de
XVIde eeuwsche (?) overschilderingen van de gezichten en gewaden, vermoedelijk door
den monogrammist, die zich in den linker benedenhoek I. v. K. teekende, de onbedorven
plekken, als het brokaat en de paarlen bandversiering aan het gewaad van den Mooren-
koning, diens kroon en gouden oorbellen, den ruiter, die zijn paard uit de beek laat
drinken en het schilderachtige straatje op den achtergrond met de meest overtuigende
bewijsgronden aantoonde als een werk van Geertgen zelf.

198
 
Annotationen