Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 6.1913

DOI Heft:
Nr. 4-5
DOI Artikel:
Jonge, Caroline Henriette de: Tentoonstelling van Noord - Nederlandsche schilder- en Beeldhouwkunst vóór 1575, gehouden te Utrecht, september 1913
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19802#0214

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
dat hierdoor op afstand verkregen werd, en hoe men zich de meeste middeleeuwsche
sculpturen voor te stellen heeft.

In de teekeningenverzameling, die door Mr. N. Beets werd bijeengebracht, is
dan tendeele bij de reeds door hun autenthieke schilderijen bekende meesters, hun
atelierwerk na te gaan. Ook hier zijn werken van dezelfde schildersfamilies: de zonen
van Cornelisz. Engebrechtszen: Pieter en Lucas Cornelisz. Kunst, waarvan de eerste in
ieder geval een levendig en soms amusant verteller is. Lucas van Leyden is vertegen-
woordigd, behalve door het prachtige mansportret van 1521, door de met stelligheid
aan hem toegeschreven cartons uit Gouda, die waarschijnlijk voor de ramen der kerk
aldaar gediend hebben, voordat zij in 1552 door brand werden vernield. Van de voor-
stellingen der zeven sacramenten is weinig meer over. De meeste teekeningen zijn
onherkenbaar beschadigd, slechts van het sacrament van den Doop is zooveel goeds
over, dat men daarnaar de vroegere grootheid gemakkelijk reconstrueeren kan. De
twee kleinere formaten, de H. Brigitta van Zweden en een groetend jongeling te paard
voorstellend, zijn met zulk een eigenaardigen zwier geteekend, dat men wellicht hierin
een andere hand dan die van Lucas van Leyden meent te moeten zien. In de herinnering
is zeker ook gebleven de aardige penteekening van Cornelisz. Anthonisz. met de »Kwade
Lortuin” te midden van de haar omringende attributen van tegenslag en verval: een
teekening met veel van het pasverworven academisme aan den eenen, maar met niet
minder persoonlijke uitdrukkingskracht aan den anderen kant. Ook van Jan Swart en
Lambert van Noort kon men goede en leerzaam gegroepeerde teekeningen vinden. De
mooie lijstjes, waarin de teekeningetjes uit de verzameling Rodrigues zijn gevat, gaven
het noodige fijne accent aan de grijze wanden.

Tenslotte mogen nog eenige schilderijen genoemd, die buiten het oorspronkelijke
programma vielen, hetzij om hun afkomst of omdat zij de tijdsgrens van 1575 over-
schreden: nauwelijks bekend in het Stedelijk Museum te Arnhem en daarom niet
onbelangrijk, zijn de vleugels uit de werkplaats van den Keulschen meester van het
Bartholomeusaltaar; merkwaardig is de maaltijd van de Heeren van Lierre van 1523,
een voorlooper van de latere schutterstukken (Cat. No. 110); eenige goede portretten
(Cat. No. 197) met «omstreeks 1590” wat laat gedateerd; een aardig jongensportret van
1599 (Cat. No. 109); een hemelvaart van Maria, wellicht door een Spaansch meester,
die dadelijk aan een navolger van Albert Bouts doet denken (Cat. No. 199). Met een
Heilige Maagschap, misschien uit de Vlaamsche d.w.z. Antwerpsche school (Cat. No. 108)
en den mooien van vroeger bekenden «Dansende Boer” van P. Breughel, een voortreffelijk
schilderwerk in een soort waterverf op linnen, zijn hiermede uit de z.g. «Opluisteringszaal”
wel de meest interessante stukken aangegeven, die overigens, geen bijdrage zijnde tot het
doel van deze tentoonstelling, buiten verdere bespreking kunnen blijven.

Eindelijk nog even de hoofdgebreken van de wellicht onwillekeurig toch te schitterend
voorgestelde tentoonstelling: Zeer veel is noode gemist1 Om te beginnen ontbrak het,
naar de commissie zeer goed wist, aan volledigheid, daar er geen enkel veertiend’ eeuwsch

14

203
 
Annotationen