Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Editor]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 10.1917

DOI issue:
[Nr. 5]
DOI article:
Haslinghuis, Edward Johannes: De Jaarvergadering te Groningen
DOI Page / Citation link: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19806#0215

DWork-Logo
Overview
loading ...
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
de kwestie eerst na de verschijning der brochure ter sprake behoeft te komen. De heer
Bouricius kan zich hiermede vereenigen.

Voorgelezen wordt een brief van den heer Gust. van Kakken, die klaagt over den
verwaarloosden toestand der St. Martinuskerk te Groningen. Het schrijven wordt als
kennisgeving aangenomen, nadat de voorzitter verklaard heeft, dat de Bond een restauratie
dezer kerk door kundige hand zeer zou toejuichen. De heer van der Pluym vraagt naar
aanleiding hiervan, of een der Groningsche leden ook kan zeggen, of er muurschilderingen
in de kerk ontdekt zijn, en wie de beschildering van de kerkeraadskamer gemaakt heeft.
De heer van der Hoop van Slochteren antwoordt, dat dit het werk is geweest van den
schilder Beckering, op aanstichten van prof. van Rijn.

Vervolgens deelt de voorzitter mede, dat hij de borg Nyenoord van de familie
van Panhuis, te Midwolde bezocht heeft. Hierbij heeft hij opgemerkt, dat het poortje
voor de borg, dat van 1708 dagteekent, door den strengen vorst van den afgeloopen
winter uit elkaar gesprongen is, en dat wel voorloopige maatregelen genomen zijn, maar
dat men, voor den a. s. winter een afdoende voorziening zal moeten treffen. De heer Feith
antwoordt, dat de Groningsche archeol. Commissie in dezen diligent is. Zij houdt zich
overigens met de toekomst van het geheele gebouw bezig.

Bij de voortzetting van de rondvraag brengt de heer Kalf het plan tot het herstellen
van de spits op den toren der Groote kerk te ’s-Gravenhage ter sprake. Hij zou het aan
den eenen kant betreuren, als de tegenwoordige spits van gegoten ijzer verdween, omdat
zij een welsprekende proeve geeft van de wijze, waarop men in het derde kwart der
19de eeuw de Gothiek interpreteerde. Aan den anderen kant is hem het denkbeeld
dit ijzeren gevaarte te verwijderen wel sympathiek. Doch wat dan er voor in de plaats te
stellen? Het ongeluk wil, dat er nog al wat over is van de 16de eeuwsche spits, die den
toren vroeger bekroonde. Men zou dus deze er weer op kunnen zetten. Er is echter een
andere oplossing: een moderne spits, die aan ’t profiel van Den Haag zou goed maken,
wat de toren van het paleis van Arbitrage er aan bedorven heeft. Spr. geeft dus in over-
weging, dat het bestuur van den Bond in overleg met de bouwkundige vereenigingen en
met Heemschut een studie-prijsvraag uitschrijve, waardoor zal kunnen blijken, in hoeverre
een hedendaagsch bouwmeester eene oplossing voor dit probleem weet te vinden. De heer
Muller verklaart niets te voelen voor het behoud van de tegenwoordige spits uit paeda-
gogische overwegingen. De heer van Gelder raadt aan om in dezen snel te handelen,
daar van officieele zijde over het lot van de torenspits zeer spoedig een beslissing zal
vallen. De voorzitter wijst er op, dat, als de vergadering een zaak als deze aan het
bestuur in overweging geeft, dit laatste zekerheid moet hebben, dat vergadering de
belangrijke finantieele gevolgen, die het initiatief van het bestuur medebrengt, aanvaardt.
De heer Kalf zegt, dat zijn voorstel slechts een studie-prijsvraag bedoelt, en heeft genoeg
vertrouwen in het idealisme onzer jonge architecten om te gelooven, dat deze prijsvraag
niet zoo duur zal komen.

Nadat de heer van der Pluym eenige inlichtingen gegeven heeft over de bij

203
 
Annotationen