Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 12.1919

DOI Heft:
[Nr. 1]
DOI Artikel:
Hudig, Ferrand W.: Nederlansch Museum voor geschiedenis en kunst: Aanwinsten
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19838#0038

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
der goud- en zilverwerken behoorden en niet alleen in Duitsche, maar zelfs in Italiaansche,
Fransche en Nederlandsche werkplaatsen gebruikt werden, terwijl de naam van den ontwerper
nauwelijks bekend was en reeds tijdens zijn leven maar zelden werd genoemd. Flötner
sneed zijn ontwerpen een enkele maal in bukshout, maar meestal in den zachten
Kelheimer of Solenhofer steen. Van deze oorsponkelijke ontwerpen zijn er een
vijftiental bewaard gebleven. Zij werden door de goudsmeden in lood afgegoten, daar
dit metaal het best de fijnheden van het relief overnam, en vervolgens door afgieten en
ciseleeren nagewerkt in het edele metaal. Een dergelijke loodplaquette van Flötner’s hand
met de voorstelling van Jaël was reeds in de verzameling van het Nederlandsch Museum
voorhanden, nu zijn daar nog twee bronsplaquetten (fig. 1 en 2) bijgekomen. Daar de
ontwerper wist, dat zijn reliefs voor de meest uiteenloopende voorwerpen, zoowel van
kerkelijk als wereldlijk gebruik, toepasselijk moesten zijn, ligt het voor de hand, dat de

inhoud der voorstelling meest
uiterst vaag gekozen werd en
dikwijls vatbaar blijkt voor velerlei
uitlegging. De afgebeelde twee
plaquettes behooren tot een serie,
die wel in de eerste plaats de
vijf zinnen weergeeft. Het is echter
volstrekt niet onmogelijk, dat men
in dezen tijd, toen de allegorie
hoogtij vierde, er ook nog andere
voorstellingen in heeft herkend.
De eene plaquette (fig. 1) biedt,
wat de eerste beteekenis betreft
geen moeilijkheid; op uiterst
drastische wijze is hier de reuk
voorgesteld; zij zou echter ook op
de moederlijke zorgen betrekking kunnen hebben. Bij de andere (fig. 2) wordt het geval
ingewikkelder. Een naakt geblinddoekt knaapje, een Amor zonder vleugels, heeft zich
met een groot mes in den onderarm gesneden en brult nu luidkeels om hulp, een man
en vrouw snellen toe met wanhoopsgebaren. Konrad Lange zag in dit tafereel een voorstelling
van het gevoel (en van de ijverzucht?). Nu bestaat er evenwel in deze serie reeds een
allegorie van het gevoel, ontleend aan het Anakreontische liedje van Amor met de bijen.
Ook het gezicht is vertegenwoordigd door een gezelschap, dat naar een regenboog kijkt
(door Domanig verklaard als Noach met zijn familie!). Op die plaquette zou men tevens
in een knaapje, dat uit een flesch drinkt, en een ander, dat naar een druiventros wijst,
een voorstelling van den smaak kunnen herkennen. Er blijft dus slechts het gehoor over
om de zinnen voltallig te maken en in het hulpgeschrei van dezen gewonden putto zou
men wel een toespeling op dit zintuig kunnen vinden.

28
 
Annotationen