Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Editor]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 12.1919

DOI issue:
[Nr. 2]
DOI article:
Erven Dorens, A. A. G. van: Bouwgeschiedenis der St. Janskerk te 's-Hertogenbosch
DOI Page / Citation link: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19838#0064

DWork-Logo
Overview
loading ...
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
noch afbeeldingen op stadszegels, noch overoude schilderijen ons omtrent den toren in
zijn primitieven toestand gegevens verschaffen.

Wanneer deze toren uit het overgangstijdperk in zijn oorspronkelijke gedaante
(voor zoover mogelijk) hier in lijnen herbouwd zal zijn, dan zal de mededeeling van
Dr. C. F. X. Smits, dat dezelve den Rijnlandschen stijl vertoont1 2), wellicht nog
meer gespecialiseerd kunnen worden.

In verband met de verdere bouwgeschiedenis der St. Janskerk, zal de nauwkeurig
gereconstrueerde toren vooral ook een belangrijk en vast gegeven vormen ter beant-
woording der vraag, hoedanig een bedehuis tijdens de opkomst der stad met dezen
toren een geheel heeft uitgemaakt.

Ordelijkheidshalve meen ik eerst sub I de verbouwingen van den St. Janstoren te
moeten nagaan, en dan, nadat de vreemde bestanddeelen zijn aangewezen, sub II tot
de reconstructie van het oorspronkelijke werk voort te kunnen schrijden.

I. VERBOUWINGEN.

Gedurende zijn 700-jarig bestaan is de toren beurtelings a) op eerlijke manier
verbouwd en verfraaid; b) in den vervaltijd ruw veranderd of minder stijlvol opgeknapt;
c) in het laatst der vorige eeuw op goedbedoelde, maar wel wat willekeurige wijze gerestaureerd.

a) (Uitwendig). Tegen den /Voorderbuitenwand werd reeds in den loop der
XlIIde eeuw de zwaaraangelegde Lieve Vrouwe-kapel gebouwd, te welker behoeve een
1.15 M. dikke muur tegen de onderste torenverdieping werd opgetrokken. Deze is later
weer voor de helft afgekloofd. (Zie plattegrond).

Deze belending metselde een der rondboogvensters, waardoor de grondverdieping
des torens aanvankelijk licht schepte, geheel dicht. (Zie plattegrond, Noord, en plaat VI bij a).

Aan de sindsdien van licht verstoken Noordelijke raamnis heeft men later een goede
bestemming trachten te geven, zooals ik verderop zal aantoonen.

Aan den Zuid-buitenwand, waar de toren in de eerste helft der XlVde eeuw door
de toen nieuw gebouwde gothische kerk is ingesloten geworden, hakte men — zooals
onderzoek en opmeting uitwijzen — de breede hoeklisenen van de onderverdieping weg
en metselde een paar Gothische draagsteentjes in den vlakken torenmuur. Door deze
werden de welfgraten opgevangen van de laatste, meest Westelijke travéeën dier nieuwe
kerk. (Zie plattegrond, Zuid, en plaat II bij 4).

Vóór langs den toren, dus aan de Westzijde, bekleedde men in een latere periode,
de reuzenmoppen tot 11 a 12 M. hoogte met een laag tufsteen3), versierd door twee
blindramen en kleine frijten en eindigend in een opengewerkte balustrade 3).

1) Op. cit., bldz. 18.

2) In Juli 1908 gaf de architect der restauratiewerken, wijlen L. Hezenmans, mij desgevraagd op
schrift, dat de Westergevel bekleed was geweest met tras- of tufsteen, die gedeeltelijk aan de Noordzijde
van den kleinen toren nog gespaard is en daar met trassteen was hersteld en behouden. De portland-
cement waarmede vóór 1858 de Westergevel was behandeld, had op den zachten trassteen kwalijk
gehouden en was er met heele plakken afgevallen.

3) De grootère contreforten komen bij de kerk zelve in behandeling.

54

/
 
Annotationen