Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 12.1919

DOI Heft:
[Nr. 6]
DOI Artikel:
Boekbesprekingen
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19838#0248

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
W. M. FLINDERS PETRIE, Eastern exploration, past and future, Lectures at the Royal

Institution (London 1918).

Prof. Flinders Petrie, hoogleeraar in de Egyptologie aan de Universiteit te Londen,
vindt het noodig om zijn landgenooten de waarheid te zeggen. Door den uitslag van
den grooten oorlog zal Engeland de verantwoordelijkheid hebben te aanvaarden voor
het bewaren van de overblijfselen van het verleden in Palestina en Mesopotamië. Dit is
op het gebied der historische studie wellicht de zwaarste verantwoordelijkheid, die ooit
op een land is gelegd. Engeland heeft te ontsluiten en te bewaken de plaatsen, waar de
belangrijkste oude beschaving heeft geheerscht, de oorsprong van onze eigen kennis,
wetenschap en godsdienst. Het heeft er thans voor te zorgen, dat in Mesopotamië en
Palestina niet, als in Egypte en Cyprus onder Engelsch beheer, zooveel verloren gaat.
Daar ziet Prof Flinders Petrie vooral »the ghastly results of our inefficiency.”

Mag aan een tijdelijk toeschouwer de dienst der oudheden in Egypte voortreffelijk
geregeld toeschijnen, in werkelijkheid ontbreekt het maar al te zeer aan actieve zorg
voor de plaatsen, waar overblijfselen uit het verleden nog in den bodem verborgen zijn,
aan kennis en toewijding bij het verrichten van opgravingen, aan bewaking van al wat
reeds is ontdekt. Prof. Flinders Petrie heeft zelf tal van opgravingen geleid en door zijn
zorg en kunde staat hij zonder tegenspraak bekend als een der allerbekwaamsten in dit
moeilijk werk. Hij is zeker tot oordeelen volkomen in staat, en naar den raad, mede-
gedeeld uit zoo rijke ervaring, zullen wij met bijzondere belangstelling luisteren.

In de twee eerste verhandelingen van het boekje, dat hier wordt aangekondigd,
geeft de schrijver een kort overzicht van de beschaving in Palestina en Mesopotamië en
hij zet uiteen, wat daar nog is te zoeken en te vinden. Hoe belangrijk deze beschouwingen
ook zijn, dit Bulletin zou zeker niet de plaats wezen om daarop de aandacht te vestigen.
Maar voor de lezers van het Bulletin is zéker wel van belang het derde gedeelte, waar
de schrijver uiteenzet, welke maatregelen voor het bewaren der oudheden zijn te nemen.

Men vindt daar de bepalingen, uitgevaardigd door den bevelhebber der Engelsche
troepen in Mesopotamië, voortreffelijk voor een voorloopig bewind, maar zeker onvoldoende
voor een duurzaam gezag. Prof Flinders Petrie noemt dan een reeks van fouten op, die
in Egypte zijn begaan bij de zorg voor monumenten, het beschermen van oude nederzettingen,
het bewaken van ontdekkingen, het inrichten van een dienst der oudheden, het toezicht
op opgravingen, de administratie van musea. Dat alles zal kunnen worden voorkomen
bij een beter beheer. Hij wenscht geen monopolie voor het Gouvernement en geen
verbod van uitvoer voor oudheden, dat zoo gemakkelijk is te ontduiken. Het eenige
middel om de oudheden spoedig in handen te krijgen, nadat zij zijn gevonden, is ze te
laten opkoopen namens de regeering voor een goeden prijs. Laat de regeering royaal
zijn voor hen, die opgravingen verrichten, en zich tevreden stellen met het eigendom
van de gebouwen alleen, die zijn ontdekt. De kleinere voorwerpen allen te zamen zijn
zeker niet een te groote belooning voor het lichaam, dat de opgraving heeft bekostigd.
Ja, wil de leider der opgravingen zeker zijn alle kleine vondsten in handen te krijgen, dan

238
 
Annotationen