Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 12.1919

DOI Heft:
[Nr. 6]
DOI Artikel:
Verslagen
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19838#0254

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Mededeelingen van den Dienst voor Kunsten en Wetenschappen der gemeente
’s-Gravenhage. — Aflev. II en III van de Mededeelingen geven als aanwinsten van het
Museum voor moderne kunst een figuurstukje van Fantin Latour: Tannhauser en Venus,
geschonken door een ongenoemde die zijn geschenk met de vriendelijke woorden
begeleidde »dat dit als bewijs mocht strekken van zijn waardeering voor den arbeid van
den Dienst”, verder een schuurtje te Dongen door Aug. Allebé 1867 gedateerd, een
schilderij van Dr. R. S. Bakels, loggers op de werf voorstellende, een aquarel van Bosboom,
een kerkinterieur, een aquarel van P. van der Velde, een dorpsbuurt afbeeldend en ten
slotte een schilderij van den meer als etser dan als schilder bekenden Jhr. C. N. Storm
van ’s-Gravezande.

Door aankoop kwam de reeds belangrijke tegelverzameling in het bezit van een
16-tal tegels tot één tableau vereenigd, afkomstig uit een huis op de Gedempte Botersloot
te Rotterdam. Dit tableau is denkelijk afkomstig uit het atelier van de bekende tegelbakkers
Aelmis en dateert uit de tweede helft der 18de eeuw. Het wordt met een tegelschilderij
het inwendige eener smederij voorstellende, een schenkblad uit 1731 en een viertal
ontwerpen voor Rotterdamsche tegels afgebeeld en de schrijver Mr. H. C. Gallois toont
voornamelijk met behulp van een bundeltje van een kleine 100 tegelontwerpen in het
oud-archief te Rotterdam aanwezig en afkomstig van'het tegelbakkersgilde aan, dat de beide
tegeltableaux in het artikel afgebeeld met vrij groote zekerheid uit de bakkerij der
Aelmissen afkomstig zijn.

G. Knuttel Wsz. beschrijft de aanwinsten van de prentverzameling, een tweetal
teekeningen van Jacques de Gheijn, die op het einde van zijn leven te ’s-Gravenhage
woonde. De verkregen prenten zijn een studie van een gevilden haas uit 1610 en een
ontwerp van de Musquettiers uit het in 1607 verschenen werk »Wapenhandelinghe van

Roers, Musquetten ende Spiessen. figuirlyck uitgebeelt door Jacob de Gheijn.

Verder werden aangekocht een teekening van Adr. Pzn. van de Venne die diende voor
de afbeelding in Cats’ Houwelyck (Middelburg 1625) »de Maecht” p. 21 op den tekst:

Mij docht dat ick een Esel sach
Die onder seven apen lach.

Op deze teekening wordt op den achtergrond het Stadhouderlijk kwartier en de
Hofvijver afgebeeld. De overige belangrijkste aanwinsten waren : een potloodteekening van
P. Quast, een op den doedelzak spelenden jongen voorstellende (1642), twee teekeningen
van P. C. La Fargue: een gezicht op het Roomhuis en een gezicht op den weg naar
Leidschendam, verder een teekening van C. Pronk van de tegenwoordige vergaderzaal
der Eerste Kamer en een zwartekunstportret van prinses Frederica jSophia Wilhelmina
van Pruisen. Ten slotte verdienen vermelding twee aquarellen van Jan Weissenbruch en
een tweetal etsen van Jongkind.

W. Moll beschrijft »een vrijwel onbekende medische Boekerij.” Het zijn ruim
400 boeken van den Haagschen doctor Joan de Cocq in 1721 te’s-Gravenhage overleden,
door hem aan het Collegium chirurgicum gelegateerd om in het Theatrum Anatonicum

244
 
Annotationen