DICHTKUNST, LETTEREN.
579
Ons bestek laat ons niet toe bij zijn Sedigh leven
langer stil te staan. Wij gaan derhalve onze aan-
halingen staken, met de twee volgende bijschriften uit
zijne 7 oe-mate :
Geisteren, heden.
Wilt ghy vroed zijn, telt u daghen,
Weeght het ghen’ ghy daghelijclcs doet:
Gaet den dagh van ghisteren vraghen,
Hoe gh’u heden draeghen moet.
Heden, ghtsteren.
Heden leert naer ghisteren keeren,
Ghisteren meester, heden kindt :
’T kindt moet van den meester leeren,
Sonder ghisteren heden blindt.
De man was, gelijk men ziet, altijd zinrijk, zuiver
en krachtig.
« Hi] schreef, zegt Hoogleeraar Serrure, eene kern-
volle taal, die vrij wel aan dit slag van dichten past,
en nimmer zal men bij hem eenige bastaardwoorden
aantreffen. De stijl is doorgaans zeer gemakkelijk, doch
hier en daar straalt misschien meer geleerdheid door
dan het aan een dichter past. Wat jammer dat Putea-
nus zieh slechts in zijnen reeds vergevorderden ouder-
dom op de letterkunde hebbe toegelegd. » (1) Twee
honderd vijftig jaren zijn er verloopen sedert de uitgave
van zijnen dichtbundel en dit ondanks kan hij nog
heden met vrucht gelezen worden. De dwaasheden die
Puteanus er in bestreden heeft, zijn het kwaad van
alle tijden en van allen dag.
Zijn Sedigh Leven, daghelycks Broodt, volgens
zijne eigene verklaring, « in seer weynigh daghen ten
(1) Ncdcrduitsciic lettcrocfeningt v/, hl. 234.
579
Ons bestek laat ons niet toe bij zijn Sedigh leven
langer stil te staan. Wij gaan derhalve onze aan-
halingen staken, met de twee volgende bijschriften uit
zijne 7 oe-mate :
Geisteren, heden.
Wilt ghy vroed zijn, telt u daghen,
Weeght het ghen’ ghy daghelijclcs doet:
Gaet den dagh van ghisteren vraghen,
Hoe gh’u heden draeghen moet.
Heden, ghtsteren.
Heden leert naer ghisteren keeren,
Ghisteren meester, heden kindt :
’T kindt moet van den meester leeren,
Sonder ghisteren heden blindt.
De man was, gelijk men ziet, altijd zinrijk, zuiver
en krachtig.
« Hi] schreef, zegt Hoogleeraar Serrure, eene kern-
volle taal, die vrij wel aan dit slag van dichten past,
en nimmer zal men bij hem eenige bastaardwoorden
aantreffen. De stijl is doorgaans zeer gemakkelijk, doch
hier en daar straalt misschien meer geleerdheid door
dan het aan een dichter past. Wat jammer dat Putea-
nus zieh slechts in zijnen reeds vergevorderden ouder-
dom op de letterkunde hebbe toegelegd. » (1) Twee
honderd vijftig jaren zijn er verloopen sedert de uitgave
van zijnen dichtbundel en dit ondanks kan hij nog
heden met vrucht gelezen worden. De dwaasheden die
Puteanus er in bestreden heeft, zijn het kwaad van
alle tijden en van allen dag.
Zijn Sedigh Leven, daghelycks Broodt, volgens
zijne eigene verklaring, « in seer weynigh daghen ten
(1) Ncdcrduitsciic lettcrocfeningt v/, hl. 234.