Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

De Dietsche warande: tijdschrift voor kunst en Zedegeschiedenis — 3.Ser. 1.1887-1888

DOI Page / Citation link: 
https://doi.org/10.11588/diglit.24587#0665

DWork-Logo
Overview
loading ...
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
TOONKUNST.

637

■ Een zucht

Van milder gloed en milder lucht
Waait van den top der Apennijnen. •

Het is een fijn bewerkte muzikale pinakelrand en top dien men
niet alleen gaame hoort, maar zelfs in de partiiuur op biz. 137 gaame
voor zieh ziet.

Het koor der heische geesten (mannenkoor), in zijn jacht en rijke
chromatische beweging, en de volgende zangen van de geesten der
liefde (m. sopraan), des vredes (tenor), des oorlogs (bariton) en des
haats (bas) behooren tot de moeielijkst te componeeren deelen van het
werk, maar bezitten eene belangrijke kunstwaarde. Zij geven in hunne
verschillende groepeering — Sopraan en Bas, Tenor en Bariton —
aan den toonkunstenaar mime gelegenheid zijne bewonderenswaardige
vaaidiglieid in de stemleiding en de behandeling der begeleidende
orlcestpartijen te toonen.

Nu treedt Francisms weder op. Een koor, dat wij eigenlijk wel
wat eenvoudiger hadden gewenscht, schildert zijne verschijning en zijn
omgewisseld karakter. De geheiligde komt met zijne vroegere genooten
te zamen. Er ontrolt zieh een tooneel, waarin dezen hem wegens zijn
armoedig kleed bespotten. Franciscus verklaart dat hij een koningskind
tot bruid heeft..., het is de Armoede. « Een koninklijke braid voor-
waar! De bmid van eenen bedelaar! » zoo juichen zij spottend;
waarop hij den heerlijken Zang van de Armoede aanheft, een
« prijslied » van de armoede die de Godmensch zelf zalig noemde.

In den loop van dit levendig tooneel heeft de toonkunstenaar
zijne motieven herhaaidelijk aangebracht.

Ten eerste verschijnt het troubadours-motief, maar in eenen spot-
toon, die zeer geestig aangebracht, in den toestand vollcomen past.
Daarop volgt de sclioone wijze van Franciscus den arme, ’t Is alsof
zij hier zegeviert! Eindelijk, als het motief zacht en lang wegklinkt,
schildert een kort, bijna te kunstig geschreven koor den aanvang van
Franciscus’ zendingswerk. De zegenrijke vruchtbaarheid daarvan wordt
door het gezang van den vredecngel en een vloeiend, vast ineer. gewerkt
koor der hemelgeesten bezongen.

Een nieuw tooneel wordt 011s thans door een koorrecitatief der
hassen ontrold.

• Vijfmaal duizend zitten zij,

In Franciscus’ arme pij,

Onder Ombrie’s blauwen hemel
Slaat het leger van den Heer
Zijne vredetenten neer.

In ’t midden der broederscharen Staat de seraphische Vader en
zingt zijn eigen hooglied, ten dank en prijs aan den Gever alles
Goeds — den onvergelijkelijk schoonen Hymnus van de zon. Ook hiei
beantwoordt de toonschepping volkomen aan de grootschheid der gedachte.
Het recitatief dunkt ons het indrukwekkendste van het gcheele werk
tc zijn. Dat de componist op de muzikale verheerlijking van den
 
Annotationen