Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

De Dietsche warande: tijdschrift voor kunst en Zedegeschiedenis — 3: 11.1898

DOI Seite / Zitierlink:
https://doi.org/10.11588/diglit.26593#0023

DWork-Logo
Überblick
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
ZOO SPRAK ZOROASTER.

l7

« De ziel begint nu recht te dansen; zij verheft
zich als een God (g'ótlergleich), en in het hoogste lustge-
voel » (zegt Hahn), want Zoroasters deugd is bij Nietzsche
de deugd « van eenen danser, die met beide voeten in
goud-smaragde geestdrift springt » met u lachende boos-
heid )> over alles heendansend.

De Uebermensch zegt Zara-Nietzsche « moet eene
dansende ster voortbrengen. Daarvoor moet hij iets in
zich hebben van eenen mengelklomp (« Chaos »). « Uit
deze mengelklomp ontstaan scheppende handelingen
(« Schöpferthaten »). (i)

Zoo begint dan nu het eigenlijke danslied aldus :

Deze wijze wordt langzamerhand door de vorige
motieven begeleid : « Afkeer », « Godsdienst », « Verlan-
gen », « Vreugde en hartstochten » alles komt nog eens
in pikante potpourri ten gehoore, om het dansen van
den Bovenmensch, zegt Hahn, des te levendiger te
schilderen, totdat een « harmonisch Nachtlied » aan

(i) Een kleine liefhebber heeft beweerd dat een « mengelklomp »
door de nieuwe programmusici niet beter kan geschilderd worden,

dan door de aanraking van het zitvleesch met het klavier-Dat moet

een zeer heiligschennende liefhebber zijn ! Red.
 
Annotationen