BIJLAGEN.
Bonen en £lut-nn
Laat, vrouwkens, uw mannen roeien
En riemen met veel beslag :
Ze houden het bootje in beweging,
En klatsen en kletsen en klotsen
En maken groot gewag.
De roeispaan heffen ze omhooge,
Ze plonsen ze m ’t water neer,
Ze strekken en trekken hunne armen,
Ze slechten en rechten hun schouders,
Hun romp slaat over end’ weer.
Het zweet bepereit hun voorhoofd,
Ze zeggen : « Wat dunkt er u van?
Zie maar, hoe recht ik koers hield,
Wat knoopen ik af heb gelegd!
Ei, vind me eens nog zoo’n man! >
Laat, vrouwkens, ze stoffen en boffen,
Maar houdt stil hand aan ’t roer.
’t Is al geen riemen en roeien
En pletsen en plassen en plonsen
En maken geweld en rumoer.
Bonen en £lut-nn
Laat, vrouwkens, uw mannen roeien
En riemen met veel beslag :
Ze houden het bootje in beweging,
En klatsen en kletsen en klotsen
En maken groot gewag.
De roeispaan heffen ze omhooge,
Ze plonsen ze m ’t water neer,
Ze strekken en trekken hunne armen,
Ze slechten en rechten hun schouders,
Hun romp slaat over end’ weer.
Het zweet bepereit hun voorhoofd,
Ze zeggen : « Wat dunkt er u van?
Zie maar, hoe recht ik koers hield,
Wat knoopen ik af heb gelegd!
Ei, vind me eens nog zoo’n man! >
Laat, vrouwkens, ze stoffen en boffen,
Maar houdt stil hand aan ’t roer.
’t Is al geen riemen en roeien
En pletsen en plassen en plonsen
En maken geweld en rumoer.