Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

De Dietsche warande: tijdschrift voor kunst en Zedegeschiedenis — 3: 11.1898

DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.26593#0285

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
BIJLAGEN.

%an ï>rof. !>♦ twijnt

toot? fyt i^nfetofüsst 189?.

Aan Uw voeten geknield, kus ik den zoom Uws kleeds,
Mij dorstte, Heer! zoo lang, en ’t leven was vol leeds,
O strek Uw handen uit over ’t vermoeide hoofd
Dat zooveel jaren lang van peluw was beroofd.

Gij zaagt het angstig uitzien naar een koele bron
Van Hagar, Israëls moeder, als de heete zon
Haar felle stralen zond over de zandwoestijn
— En Gij schonkt lafenis en duldelooze pijn.

Voor mij, o Heer! wilt G’het water doen ontspringen
Het levend water — ’t heil der stervelingen —

Op ’t Pinksterfeest voedt mij de honig van uw Woord
En schenkt Ge mij een zielevrede nooit gestoord.

v

®att öf 'BïujijS.

O god’lijke Muzijk, waar Gij in zielen vaart
Daar bloeien eeuwig schoone lente-rozen!

Vol blanke reinheid, en vol passie-blozen
Geen vaster snoer, die hemel bindt aan d’aard.

¥
 
Annotationen