Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

De Dietsche warande: tijdschrift voor kunst en Zedegeschiedenis — 3: 11.1898

DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.26593#0029

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
(Buiöo

door H. DE MAREZ.

Rijmsnoer. J. de Meester. Roeselaere.

Laat mij, laat mij henen vluchten
landwaard?, en de stée, de stée,
niets van al heur eeuwig zuchten
niets van haar, mij volgen mêe.

AG ik eerst van Rijmsnoer, het laatste werk van
onzen zoo lieven dichter Guido Gezelle, al het
kwaad zeggen, dat ik er van denk? Na den regen
schijnt de zonne nog zoo helder!

Wellicht is G. Gezelle éen der laatste, zooniet de
laatste vertegenwoordiger der West-Vlaamsche school.
Zeker zal men mij wel nog namen noemen van eenige
aanhangers van het West-Vlaamsch taalparticularisme,
maar die namen zijn van minder gewicht. Integendeel
is de personaliteit van G. Gezelle zoo groot, ik zal maar
zeggen zoo geniaal, dat het stelsel door onzen dichter
immer verdedigd en aangekleefd, nog de moeite loont van
enkele oogenblikken discussie.

Een verblijf van ruim vijf en twintig jaar in West-
Vlaanderen, beurtelings te Brugge en in het Leiedal,
moest, zoo dacht ik, mij toelaten, Guido Gezelle’s werk
volkomen te genieten; kind van dat land, zoo dacht
ik in eenen adem dat Rijmsnoer van onzen dichter te
kunnen doorlezen, en helaas, telkens hotste en botste ik
op vreemde woorden, die kwamen, ik weet niet waar van-
daan, en telkens werd het genot gebroken door het lastig
 
Annotationen