Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

De Dietsche warande: tijdschrift voor kunst en Zedegeschiedenis — 3: 11.1898

DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.26593#0281

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
I&mmpn

Letterkunde,

Koninklijke Academie. —- Zitting van 14 Februari. — Voor
de tentoonstelling van Parijs in 1900, werd eene commissie gekozen,
bestaande uit de heeren van den Berg, Groeneveld, de Louter, de
Goeje én Kern om het ontwerp te overleggen eene wetenschappelijke
inzending naar de tentoonstelling te sturen.

Dr. C. P. Burger Jo’s strijd tusschen Kome en Sammium werd
besproken door de heeren Boot en Valeton; er werd besloten deze
verhandeling in de werken der Academie op te nemen. Prof. de Goeje
geeft lezing eener verhandeling over het onvoltrokken werk van wijlen
prof. Kosters betrekkelijk de Psalmen van Salomo en welk door prof.
Oort voltooid is geworden.

Adam en Eva. — De Deensche schrijver Hennte Pontoppidan
is op den wonderlijken inval gekomen, het Bijbelverhaal over de schep-
ping van Eva tot eene novelle te verwerken.

Adam, zoo verhaalt ons de heer Pontoppidan, verveelde zich schrik-
barend in het Paradijs. Zijn eenzaamheid dreef hem tot allerlei wonderlijke
streken. Soms lag hij uren lang op zijn rug in het gras, nu het eene, dan
het andere been oplichtend en de dierengeluiden of het geratel van den
donder nabootsend; dan verschrikte hij de vogels, zette de jongeheren
achterna, of vervolgde onschuldige eekhorentjes. De Heer zag zijn droe-
vigen toestand en besloot hem te troosten met eene zusterziel. Eva werd
uiteen van Adam’s ribben geschapen, en aan Adam, toen deze ontwaakt
was, als zijne levensgezellin voorgesteid.

Toen des avonds de Heer weder in het Paradijs kwam om te zien
hoe het met Adam in zijn nieuw geluk ging, riep hij hem met luider
stem. Adam kwam uit de struiken te voorschijn, met gloeiende wangen
en takken en bladeren tusschen de haren. Bevend viel hij op de knieën
en riep : « Heer! Meester! neem al mijn ribben en maak er mij vrouwen
van!» Toen werd het aangezicht van den Schepper somber, en toornig
wendde hij zich van Adam af. Zwarte wolken pakten zich samen boven
het Paradijs, en de Schepper beval den Cherub met gouden vleugels :

« Ga, en verjaag den mensch en zijn wijf uit mijnen hof, opdat zij in de
woestijn van ellende en uitputting omkomen ! »

Smakeloozer kan het wel niet!

Othello. — In de archieven van een Venetiaansch klooster is een
curieus handschrift ontdekt. Het bevat de aanteekeningen, een soort van
dagboek, in T542 door een afgezant van Candia bij de Republiek Venetië
opgeschreven. Het is vol eigenaardige bijzonderheden, maar belang-
wekkend is vooral de geschiedenis van Othello. De Candioot heeft hem
in Venetië zien aankomen, door den doge zien ontvangen; hij vertelt
verder van zijn krijgsmansloopbaan, zijn vertrek naar Cyprus en zijn
dood. Hij is dus inderdaad met Desdemona getrouwd, maar, zooals uit
het manuscript blijkt, lang vóór haar gestorven. Ook hun beider karakter
komt er anders in uit dan in Shakespeare’s drama ; misschien zal uit een
latere vondst nog blijken dat Desdemona in een aanval van jaloezie den
Moor onder een kussen gesmoord heeft,

Antoon Bergmann. — Reeds werd gemeld, dat de Gemeente-
raad van Lier had ingewilligd een gedenkteeken op te richten voor
Antoon Bergmann, te Lier overleden en als schrijver gunstig bekend.
Het gedenkteeken, dat den nn Sept. zal ingehuldigd worden, zal het
werk zijn van Joris van Antwerpen, en Fleerackers van Lier. Er zal een
feestrede worden gehouden en een cantate uitgevoerd worden van Benoit
en Hiel.
 
Annotationen