VONDEL EN DE TURKEN. 133
Een stadt, die duizent jaer, en hondert, en noch meer
Na haeren oorsprong siont, en Rome tarte in eer,
Gelijck een grenspylaer van Asie en Europa,
Valt nu de wraeck ten buit, en jammert zonder hoope.
Men steeckt het keizers hooft op eene speer ten spot,
Oock ’t kruisbeek, met geschrey : dit is des Christens Godt. (i)
De keizerin wort, met den zoone en dochter t’zaemen,
Bij ’t haer in ’t hofbancket gesleept, en zonder schaemen
Geschonden, in ’t gezicht van bloethont Mahomet,
Daarna gesabelt op ’t gejuich van ’t moortbancket. (2)
Men viert het overschot der stede in slavernye.
Aldus verzonck in bloet dees grijze heerschappye,
Daer d’oude vvijsheit van de Griecken schipbreuck lijdt.
Het is vergeefs gestreên, als Godt u tegenstrijt.
(1) Het hoofd van den heldhaftigen Keizer, wiens ongeluk roemrijker
was dan de overwinningen van velen zijner voorgangers, werd aan
de zuil van porfier opgehangen, welke door den eersten Konstantijn
ter eere zijner moeder Helena was opgericht. (Cantu)
(2) Het is mij onmogelijk geweest te vinden waar Vondel deze
bijzonderheid gehaald heeft. Cantu, Jouannin, Michaud, Schlosser,
Weber spreken niet over deze misdaden. Volgens Lebeau zou er zelfs
te Constantinopel geene Gneksche keizerin geleefd hebben. « On a
débité des légendes sur 1’impératrice... Mais Constantin était veuf aux
moment de la prise de Constantinople... La fille du roi de Georgie
ou d’Arménie qui lui avait été fiancée, ne quitta pas la cour de son
père; le mariage de cette princesse avec Constantin ne fut jamais
accompli. »
(Wordt voortge^et.)
Een stadt, die duizent jaer, en hondert, en noch meer
Na haeren oorsprong siont, en Rome tarte in eer,
Gelijck een grenspylaer van Asie en Europa,
Valt nu de wraeck ten buit, en jammert zonder hoope.
Men steeckt het keizers hooft op eene speer ten spot,
Oock ’t kruisbeek, met geschrey : dit is des Christens Godt. (i)
De keizerin wort, met den zoone en dochter t’zaemen,
Bij ’t haer in ’t hofbancket gesleept, en zonder schaemen
Geschonden, in ’t gezicht van bloethont Mahomet,
Daarna gesabelt op ’t gejuich van ’t moortbancket. (2)
Men viert het overschot der stede in slavernye.
Aldus verzonck in bloet dees grijze heerschappye,
Daer d’oude vvijsheit van de Griecken schipbreuck lijdt.
Het is vergeefs gestreên, als Godt u tegenstrijt.
(1) Het hoofd van den heldhaftigen Keizer, wiens ongeluk roemrijker
was dan de overwinningen van velen zijner voorgangers, werd aan
de zuil van porfier opgehangen, welke door den eersten Konstantijn
ter eere zijner moeder Helena was opgericht. (Cantu)
(2) Het is mij onmogelijk geweest te vinden waar Vondel deze
bijzonderheid gehaald heeft. Cantu, Jouannin, Michaud, Schlosser,
Weber spreken niet over deze misdaden. Volgens Lebeau zou er zelfs
te Constantinopel geene Gneksche keizerin geleefd hebben. « On a
débité des légendes sur 1’impératrice... Mais Constantin était veuf aux
moment de la prise de Constantinople... La fille du roi de Georgie
ou d’Arménie qui lui avait été fiancée, ne quitta pas la cour de son
père; le mariage de cette princesse avec Constantin ne fut jamais
accompli. »
(Wordt voortge^et.)