Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

De Dietsche warande: tijdschrift voor kunst en Zedegeschiedenis — 3: 11.1898

DOI Seite / Zitierlink:
https://doi.org/10.11588/diglit.26593#0181

DWork-Logo
Überblick
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
JULIAAN EN ALBRECHT DE VRIENDT.

I 69

een ware vinding, ane trouvaille! De ordekleeding van
de ridders van het Gulden Vlies en van de in de plech-
tigheid optredende kerkvoogden in groot gewaad laat
den meester toe, niet alleen de allerkrachtigst sprekende
van alle kleuren : scharlakenrood en helgoud, op een
vrij groote oppervlakte aan te wenden, maar tevens de
intensiteit van deze twee tot een maximum op te voeren.
En deze middelen had de schilder noodig, wilde hij
hier zegevieren over de natuurlijke donkerte van het
hoekje aan den eenen, en over de sterke kleur van de
fries daarboven aan den anderen kant.

Het zoo goed als afgewerkte eerste tafereel laat toe,
ons een denkbeeld te vormen van wat het geheel zal worden.

Het is een stuk degelijk schilderwerk, in volkomen
harmonie met de geheele omgeving. Het heeft den aan-
genamen, gedistingeerden grijstoon van zeer oude, edele
tapijten. Slaat men aan ’t ander eind van de feesthalle,
en laat men het oog rusten op den hoek rechts van de
schouw, dan maakt dat geheele stuk muur een indruk
van volmaakten, niet meer te verbeteren samenhang.
Schouw, fries, zoldering en tafereel hooren, voortaan,
onafscheidelijk bij elkaar; dit laatste komt, bij al ’t
overige, juist zoo veel' uit, als zijn hoedanigheid van
wezenlijk substratum van het geheel het volstrekt on-
ontbeerlijk maakt.

Wanneer, rond 1900, de meester zijn penseelen zal
hebben neergelegd, de eikenhouten zitbanken, overal,
onder de wandschilderingen zullen aangebracht en de
vloerbelegging zal in orde zijn, zal Brugge een zaal
bezitten, die de magistraat van deze stad met fierheid,
ook na Antwerpen en zijn overheerlijke Leys-zaal, zal
mogen vertoonen.
 
Annotationen