Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

De Dietsche warande: tijdschrift voor kunst en Zedegeschiedenis — 3: 11.1898

DOI Page / Citation link:
https://doi.org/10.11588/diglit.26593#0273

DWork-Logo
Overview
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
BOEKENKENNIS.

2 59

Roode Zwaan, Langs ’t lij ze vloeiend water. Een Tarwemei, De Beek
en Uchtendhymne.

Gij dauw zijp neder
Van ranken en blaan;

Groengouden gerst, wieg weg en weder;

Gij leeuwerik stijg uit een zee van graan

en sla uw lied, van kwalen vrij en zorgen !

En zie! Van dauw omkleed, de blanke berken staan
en hooren... ’t «worden » van den morgen.

Ook van den ouden, lieven dichter « Het volk » zijn er hier verschei-
dene opgenomen, die zeker wel in alle andere bloemlezingen ontbraken :
Dat Liedeken van Here Halewine, Lestmaal op een zomerschen dag,
De- Koekoek in de Mei\ ik vond hier eindelijk het oude liedje weer,
dat mijn grootmoeken zong zomers onder de bloeiende linde :

« Er was eens ’n oud manneken van tachtig jaren! »

Kom, ik wil eindigen, ook met een idylle, met een paar coupletten
van het mooie liedje van den goeden ouden Vader Guido Gezelle, die
eindelijk, voor den eersten keer, in dit boekje vertegenwoordigd is.

O! ’t Ruisclien van het ranke riet !

O wist ik toch uw droevig lied,

Wanneer de wind voorbij u voert
En buigend uwe halmen roert.

Gij buigt, ootmoedig nijgend, neer,

Staat op en buigt ootmoedig weer,

En zingt, al buigen, ’t droevig lied,

Dat ik bemin, o ranke riet !

Nogtans, 'o ruischend ranke riet,

Uw stem is zoo verachtlijk niet!

God schiep den stroom, God schiep uw stam,

God zeide : « Waait! » En ’t windje kwam,

En ’t windje woei, en wabberde om
Uw stam, die op en neder klom !

God luisterde..., en uw droevig lied
Behaagde God, o ruischend riet!

Ik heb hier alleen van de Gedichten gesproken, — de Prozabundel
is eerst veel later bij denzelfden uitgever verschenen.

A. W. Sanders-Van Loo.

Horand de Zanger, zangspel ia vier bedrijven. Tekst door J.-H.
Scheltema. ’s Gravenhage, Martinus Nijhoff, 1897.

’t Is verdienstelijk onderwerpen voor het tooneel uit onze nationale
overleveringen te putten. Indien bovengenoemd gedicht er iets toe bijbrengt
Guedroen op nieuw te doen lezen en liefhebben, dan heeft de schrijver
reeds veel bereikt.
 
Annotationen