Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

De Dietsche warande: tijdschrift voor kunst en Zedegeschiedenis — 3: 11.1898

DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.26593#0523

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
BOEKENKENNIS.

505

en daarin lukt hij doorgaans; dat is zijne verdienste. Toch heeft hij
‘het gevaar, dat uit zijne opvatting eener vertaling voortvloeit, niet altijd
kunnen vermijden. Is de zin nauwkeurig weergegeven, de taal is soms
duister, de wendiog gewrongen, de volzin ingewikkeld.

Van Leeuwen vertaald losser, vrijer. Soms komen gedachten voor
die in ’t oorspronkelijke niet zijn uitgedrukt; somwijlen ook vergenoegt
zich de vertaler alléén de gedachten van den griekschen schrijver
weer te geven. Hier en daar zelfs neemt de vertaling den schijn van
eene verklaring die dan ook wel aantoont hoe wondergoed de schrijver
met den oorspronkelijken tekst vertrouwd is. -—- Bij Van Leeuwen
is de uitdrukking klaar, de taal zuiver en sierlijk, de volzin steeds
vloeiend en welluidend. Ondanks de grootere vrijheid in het overzetten
moeten wij bekennen dat de Leidsche leeraar op merkweerdige wijze
in den, geest van het oorspronkelijke is getreden, dat hij Sopbokles’
Antigone door en door verstaat. Dit bewijst ook de voortreffelijke
inleiding van het werk. — Den Nederlander, die het grieksch
onmachtig is, en die met Antigone wil kennis maken door eene ver-
taling, goed verstaanbaar en -gemakkelijk te lezen, durven wij het
werkje van Van Leenwen in volle vertrouwen aanbevelen. Die zich
voort wil helpen, in de studie van den griekschen tekst, bij middel
eener Nederlandsche vertaling, bediene zich liever van Dermout’s arbeid.
Verder, daargelaten de vertaling van Kloos die ons slechts door uittreksels
gekend is, mag het ook onbetwistbaar heeten dat Van Leeuwen’s
overstelling volkomen geschikt is voor de opvoering.

Dr Sencie.

Inl eiding tot de poëzie. Schets van eene moderne poëtiek in
vier boeken, door Pol de Mont. Met portretten. Groningen, ƒ. B.
Wolters, 1898. 272 blz. en Inleiding.

Wij hebben met veel genoegen dit, op schoon papier, kostelijk
gedrukte en verlichte werk van eenen onzer beste nederlandsche schrij-
vers gelezen. De heer de Mont geeft daarin bewijzen van groote
belezenheid in de nieuwe, algemeene letteren. Hij laat namelijk zoowel
Frankrijk, Duitsclrland en Engeland, als Noord- en Zuid Nederland
aan ons oog voorbijgaan.

Hij verdeelt zijn werk in hoofdstukken, betiteld naar verschillende
dichtsoorten, als Lyriek, Epische poëzie, Dramatische poëzie, waaraan
hij nog didactische poëzie had kunnen toevoegen.

Onze dichtsoorten worden verder onderverdeeld (b. v. Lyriek) in
Het lied, De Hymne of Oie, Dithyrambios en lyrische Rhapsodie,
Klaaglied, Satire, Ebigram, Sonnet, Zan^dicht enz.

Hetzelfde geschiedt met de Epische poëzie, elders Epiek genoemd.

Dit alles strekt om den jongen lezer een oordeel te doen vormen
• over inhoud en strekking der verschillige gedichten, ofschoon de
« soorten » wel wat door elkander loopen, gelijk de schrijver dit
b. v. bij Romance en Ballade toegeeft.

Zijn werk is een wegwijzer voor velen, die geene gelegenheid
hebben tot zelfstandig en geregeld onderzoek der letteren en het groe-
peeren der moderne schrijvers.

Daarbij geeft de heer de Mont dan eene menigte weinig bekende
bijzonderheden omtrent den oorsprong en den naam der verschillende
dichtsoorten, enz.

Wij hebben slechts enkele opmerkingen te maken.

Dat de epische poëzie zich uitsluitelijk ontwikkelde uit de lyrische
,(117), kunnen wij niet aannemen; tenzj de schrijver daarmede eene
 
Annotationen