Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 3.1910

DOI Heft:
Nr. 1
DOI Artikel:
Commissie ter Voorbereiding van Wettelijke Monumentenbescherming [Hrsg.]: Verslag der Commissie ter Voorbereiding van Wettelijke Monumentenbescherming
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19799#0027

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
of voorwerpen, die daarbij behooren (rouwborden), aan de schilderijen in regentenkamers
enz., voorwerpen kortom, die door hunne stichters op eene bepaalde plaats zijn gesteld
met de bedoeling, dat zij daar zouden blijven, bedoeling die soms uit opschriften, gewoonlijk
echter uit den aard zelf dier voorwerpen voldoende blijkt. Zulke voorwerpen nu, die,
hoewel feitelijk roerend, in ideëelen zin echter onroerend zijn, zullen door eene monu-
mentenwet tot onroerend goed gestempeld en dan op dezelfde wijze als dit beschermd
kunnen worden.

11. Roerende zaken, belangrijk voor geschiedenis of kunst, voor zooverre zij behooren
aan openbare lichamen, worden door de in punt 2 bedoelde Rijkscommissie geklasseerd en
mogen niet worden vernietigd, gewijzigd, hersteld, vervreemd of verpand, zonder de machtiging
dier Rijkscommissie, die aan deze machtiging voorwaarden in het belang van geschiedenis of kunst
kan verbinden. De klasseeringsbesluiten — en, eventueel, hunne intrekking — worden ter alge-
meene kennis gebracht en medegedeeld aan de daarbij betrokken besturen van openbare lichamen.

Toelichting. Om reeds vroeger uiteengezette reden komt het der Commissie oorbaar
voor op het kunstbezit van openbare lichamen een zwaarderen druk te leggen, dan op
dat van particulieren of kerken. Practisch is de klasseering hier ook uitvoerbaar. Een absoluut
verbod van vervreemding scheen niet gewenscht, daar omstandigheden denkbaar zijn, waarin
die vervreemding in het belang van het te beschermen goed zal strekken, — b.v. om een
betere bewaring te verzekeren. Daarom dient het dus, eenerzijds, mogelijk te zijn, dat een
kunstvoorwerp met machtiging der Rijkscommissie door een openbaar bestuur wordt ver-
vreemd, doch moet, anderzijds, de Rijkscommissie in de gelegenheid wezen, door aan hare
machtiging voorwaarden te verbinden — b.v. verkoop aan een bepaald museum — voor
afdoende bescherming van zulk een voorwerp zorg te dragen.

12. Van alle toevallig in den bodem gevonden oudheden, hetzij onroerend, hetzij
roerend, is de vinder verplizht binnen 24 uur aangifte te doen bij den Burgemeester der
Gemeente, waarin de vondst geschiedde.

Toelichting. — Het is voor de oudheidkunde van het grootste belang, dat vondsten
van oudheden zoo spoedig mogelijk ter kennis komen van bevoegde beoordeelaars, niet
alleen opdat dezen de gevonden voorwerpen-zelve kunnen bestudeeren, maar opdat alle
omstandigheden der vondst ook tot hunne kennis komen. Onmiddellijke aangifte der
vondsten is daarom noodzakelijk en die kan het gemakkelijkst geschieden bij de Burgemeesters,
aan wie dan ware op te dragen de bij hen ingekomen berichten dadelijk over te brengen
aan het Departement van Binnenlandsche Zaken.

13. De vinder, of de eigenaar van het terrein, waarin de vondst plaats had, is
verplicht aan den daartoe door den Minister van Binnenlandsche Zaken aangewezen ambtenaar
gelegenheid te geven de gevonden oudheden te onderzoeken en af te beelden, gedurende een
door dezen ambtenaar te bepalen termijn, doch niet langer dan zes weken nadat de aangifte

15
 
Annotationen