Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 3.1910

DOI Heft:
Nr. 6
DOI Artikel:
Kalf, Jan: De Kerk van Etten (in N. - B.), [2]
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19799#0224

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
dat de westelijke sluitmuur van de zijbeuk aan den noordkant niet, aan den zuidkant wel
in hetzelfde vlak ligt als de westelijke torenmuur: aan den noordkant heeft men de eenmaal
aangenomen traveediepte regelmatig tot dezen sluitmuur voortgezet, aan den zuidkant is
de meest westelijke travee maar half zoo diep als de andere boogstellingen.

Zoo krijgen wij als totale binnenwerksche lengten, voor het middenschip, met inbegrip
van den toren: 51.30 M., voor den noordelijken zijbeuk : 51.60 M. en voor den zuidelijken :
45 M. De binnenmuursche breedte van elk der schepen bedraagt: 8.20 M.; de zuilen meten
0.90 M. in middellijn, zoodat de geheele binnenwerksche breedte der kerk 26.40 M.
bedraagt. Het thans nog overige deel der kerk — het middenschipschoor — is georiënteerd
met eene afwijking naar het zuiden van 8 graden.

Voor onze kennis van den bouw der kerk van belang is de onregelmatigheid harer
travee-indeeling. Van hart tot hart der zuilen gemeten, zijn de drie oostelijke traveeën
4.70 M. diep, de vierde meet 5.25 M., de westelijke zijn niet dieper dan 4.35 M. Het

Afb. 6. Noordwand der kerk te Etten, naar eene teekening van 1610.

verschil is niet groot, maar verkrijgt toch een bizondere beteekenis, wanneer wij aan
Goossens' opmeting van den noordelijken buitenmuur opmerken, dat de vier diepere
oostelijke traveeën vierdeelige vensters hebben, de westelijke traveeën daarentegen alle
driedeelige (zie afb. 6). Een blik op afb. 4, waar de kerk van 1316 op den plattegrond
der hallenkerk is ingeteekend, doet ons begrijpen, dat dit verschil zijn oorzaak vindt in
de bouwgeschiedenis van deze laatste: men heeft aanvankelijk, zooals gebruikelijk was,
het oude kerkje laten staan, is ten oosten daarvan de choorpartij der nieuwe kerk gaan
bouwen, en eerst toen deze gereed, en door een tijdelijke westelijke afsluiting geschikt
gemaakt was om als noodkerk dienst te doen, heeft men de oude kerk afgebroken en de
nieuwe voltooid. Zoo laat zich ook verklaren, dat deze laatste in hare beide lange wanden
twee ingangen heeft: de oostelijke deuren gaven toegang tot de kerk, zoolang haar westelijke
helft nog niet klaar was.

Merken wij nog op, dat de plattegrond van Goossens (zie afb. 3 op blz. 65)
deuren aangeeft in den zuidelijken veelhoekswand der sluiting van het noordelijk zijschip

212
 
Annotationen