Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 6.1913

DOI Heft:
Nr. 1
DOI Artikel:
Gelder, H. E. van: De verbouwing van het departement van binnenlandsche zaken
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19802#0039

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
hier staat zou het vermoeden gewekt worden, dat de bij de Grafelijke Zalen verwijderde
gebouwen naar den Vijverkant waren overgebracht! Ook »vormlooze” getimmerten zijn
wel wat zonderling! Doch met eenigen goeden wil begrijpt men de hooggeleerde redeneering
toch wel: zij vindt die beide gevels niet veel beter dan de andere die reeds afgebroken
zijn en daarom, — notabene, — historisch noch archaeologisch van belang. Zijn hoog-
geleerde »stelt” dat zoo maar, zonder nadere motiveering, doch toevallig grimmelt het
aan de griffie der Kamer van de adressen van historische en archaeologische vereenigingen,
die juist terwille van dat, door Z.H.G. niet ontdekte, belang voor behoud pleiten komen !
Vooralsnog lijkt het mij veiliger om de beoordeeling van deze belangrijkheid eerder aan
deze vereenigingen over te laten, dan aan den modernen architect. En dan nog! Zijn
onze eind zeventiende-eeuwsche en achttiende-eeuwsche bouwwerken heusch zulk banale
en »vormlooze” (het woord is gelukkig niet van mij!) getimmerten, dat onze moderne

Naar een 16de eeuwsche
teekening.

Een deel van de Binnenhofgevels aan den Vijver.

Reconstructie door den Restauratie-ontwerp door den

Tegenwoordige toestand. Rijksbouwmeester voor Rijksbouwmeester van

de Monumenten. Waterstaat.

architecten er hooghartig den neus voor ophalen moeten? Wij meenen dat wel eens
anders gehoord te hebben, en voor hem die afbeeldingen kent, waarop deze beide zoo
kwalijk betitelde gevels in hun fleur voorkomen, kost het pleiten voor hun behoud
werkelijk niet een overboord werpen van alle gevoel voor wat goed staat en aangenaam
aandoet. En dan blijft de historische waarde er altijd ook nog, welke bestaat in het
bouwwerk, niet in de eerste plaats als bouwwerk, maar vooral als vertegenwoordiger van
zijn tijd in het gansche historisch-gegroeide complex. Waar ziet men zoo geestig veertiende,
vijftiende, zestiende, zeventiende en achttiende eeuw naast elkaar als één logisch geheel,
dan juist in dat stukje Vijvergevel? Van historisch belang gesproken!

Voor de twee andere geveltjes en het Torentje erkent Z.H.G. het historisch en
archaeologisch belang wél, en hij prijst het in den rijksbouwmeester, dat deze ze behoudt
en herstelt in den ouden vorm, voorzoover »vage, oude afbeeldingen” daartoe in staat
stellen. Toevallig weet ik van die, »vage, oude” afbeeldingen ook wel wat, en zoo »vaag”

28
 
Annotationen