Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 6.1913

DOI Heft:
Nr. 4-5
DOI Artikel:
Portheine, H.: St. Eusebius en St. Martinus, schutspatronen der St. Eusebius of groote Kerk te Arnhem
DOI Seite / Zitierlink:
https://doi.org/10.11588/diglit.19802#0187

DWork-Logo
Überblick
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Dit geschiedde met groote praal; de burgemeesters toch schonken in 1453 »des
Wonsdages post Assumptionis onsen pastoir, als hy hier sunte Eusebium hadde gebracht,
een gelach van XLII mannen” ]). Later, den len October 1453, zond de stad een dank-
betuiging aan de abdij van Pramen voor den afstand van deze reliquieën, welke brief m
het Kon. Staatsarchief te Coblenz berust.

Vermoedelijk werd dit gebeente met de overige reliquieën voorloopig in de kapel
aan de zuidzijde der kerk — in het midden van den toren en van het dwarsschip —
onder een aan hem gewijd altaar geplaatst. Deze kapel toch werd tegelijk met het schip
der kerk gebouwd, want op eene afbeelding ~), welke ik tot + 1470 kan terugbrengen,

toen de kerk zich nog slechts uitstrekte van den toren
tot het dwarsschip, komt deze reeds voor. Zij heeft de
breedte van een travée en stond hiermede met de kerk
in verbinding. Bovendien was toen reeds aan de zuid-
zijde van de kapel, aan de kerkhofzijde, een deur, langs
welken weg deze kapel kon worden bezocht, voordat
dit kerkgedeelte was voltooid.

In mijne mededeelingen betreffende deze kerk:;)
heb ik gemeend deze kapel de St. Eusebiuskapel te
mogen noemen, te meer, omdat hierin een gebrand-
schilderd glas was, dat door den abt van Pramen en
van Trier was geschonken1 2 3 4). Het was hier in 1640
nog geheel aanwezig; thans is hiervan nog slechts over
een fragment, vermoedelijk St. Lotharius voorstellende,
dat naar de tegenwoordige diakoniekamer is overge-
bracht en aldaar aan een tusschenwand, welke aan de
achterzijde goed is verlicht, is ten toon gesteld. In dit
glas was de beeltenis van Pepijn, koning van Frankrijk
en stichter der abdij van Prümen. Er stond bijgeschreven :
Pepinus Rex Franciae et Fundator Prumiensis. Daar-
tegenover was het beeld van keizer Lotharius met dit
bijschrift: Lotharius, Imperator, Monachus Prumiensis. Verder waren onder in het venster-
raam nog geplaatst de wapens van de vorsten van Manderscheid, Lemgou en Baden. Het
ging vermoedelijk in 1783 verloren, uitgenomen het zooeven genoemde fragment, dat tot
1904 in een aan den wand gehangen eikenhouten kast van die kapel was te zien.

1) Stadsrekening.

2) L. Guicciardini, La description des Tous les Pays-Bas, 1582, bij Chr. Plantin te Antwerpen.
Zie ook: De oude St. Martinuskerk te Arnhem, Gelre VI, blz. 70.

3) «Bouwkundig Weekblad” van 1910 No. 11, 13, 14 en 15; »N. Arnh. Courant” van 1910, 3 en 4
en 31 Dec. en 1 en 27 Jan. 1911 en «Arnh. Ct.” 1910, 5, 8, 9, 10 en 11 Maart.

4) J. Blaeu, Tooneel der Steden.

176
 
Annotationen