Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 8.1915

DOI Heft:
Nr. 1
DOI Artikel:
Opleiding van kunsthistorici en museum-ambtenaren
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19804#0024

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
OPLEIDING VAN KUNSTHISTORICI EN
MUSEUM-AMBTENAREN.

De Commissie, die zich gedurende de laatste jaren heeft beziggehouden met
het ontwerpen en verdedigen van stellingen over de «Hervorming onzer musea" heeft
gemeend, dat dit onderwerp niet volledig behandeld zoude zijn, indien men er niet
beschouwingen aan vastknoopte over de wijze, waarop onze a.s. kunsthistorici in het
algemeen en onze museum-ambtenaren in het bijzonder in de toekomst moeten worden
opgeleid. Zij heeft als resultaat harer besprekingen de hierachter volgende stellingen bij
het Bestuur van den Bond ingezonden. Zij merkt op, dat zij zich bij hare beraadslagingen
van de medewerking van Prof. Dr. W. Vogelsang heeft verzekerd en de stellingen daarop
aan de beide andere hoogleeraren in de kunstgeschiedenis Prof. Dr. Jhr. J. Six en
Prof. Dr. W. Martin heeft toegezonden. Terwijl Prof. Six tot het leedwezen der
Commissie gemeend heeft, zich van eene gedachtenwisseling te moeten onthouden, heeft
de laatstgenoemde aan het verzoek der Commissie op welwillende wijze voldaan door
het indienen van een aantal voorstellen tot wijziging. Bij eene bespreking met eenige
daartoe afgevaardigde leden der Commissie werd omtrent eenige dezer voorstellen over-
eenstemming van gevoelen bereikt. Een tweetal andere zijn als amendementen-Martin
aan deze stellingen toegevoegd. De behandeling hiervan zal plaats vinden in eene nader te
bepalen vergadering. De leden worden verzocht eventueele amendementen binnen veertien
dagen na het verschijnen van deze aflevering, schriftelijk in te zenden bij den Secretaris van
den Bond, Dr. M. P. Rooseboom, Laan van N. O. Indië 125 te 's-Gravenhage. Indien
de datum der vergadering nog vóór het afdrukken van deze aflevering kan bepaald worden,
zal de aankondiging hiervan op den omslag daarvan geschieden.

ONTWERP-STELLINGEN OVER DE OPLEIDING DER AANSTAANDE
KUNSTHISTORICI EN MUSEUM-AMBTENAREN.

1°. Het is gewenscht bepaalde regelen te formuleeren voor de opleiding onzer
aanstaande kunsthistorici en bepaalde wetenschappelijke eischen te stellen aan de aanstaande
ambtenaren aan onze musea van kunst en geschiedenis.

N.B. Tegenwoordig bestaat noch het een noch het ander. Hoewel er professoren in de kunst-
geschiedenis zijn, kunnen jongelieden, die zich aan deze studie willen wijden, noch door het
afleggen van een examen noch door het behalen van den doctortitel van met vrucht genoten
onderwijs in de kunstgeschiedenis doen blijken. Evenmin weet iemand, die de museumloopbaan
wil inslaan, aan welke eischen hij zal moeten voldoen. Het gevolg is de aanmelding van een
overgroot aantal volkomen onbevoegde liefhebbers bij elke openvallende betrekking en in vele
gevallen het toevertrouwen van het beheer van schatten van onmetelijke waarde aan daartoe
niet of slechts ten deele bevoegden.

Onder kunsthistorici worden in de volgende stellingen niet begrepen de beoefenaren der
klassieke archaeologie. Voor hen is de studie der oude letteren tot en met het doctoraal examen
een algemeen erkend vereischte. Hiermede wordt niet getreden in de beantwoording der vraag, of
het tegenwoordige programma van de klassiek-literarische examens aan de eischen des tijds voldoet.

8
 
Annotationen