Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 8.1915

DOI Heft:
Nr. 1
DOI Artikel:
Opleiding van kunsthistorici en museum-ambtenaren
DOI Artikel:
Ligtenberg, Raphael: Romaansche grafzerken
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19804#0028

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
14°. Aan eene vaste benoeming aan een museum behoort een stage of proeftijd van
in den regel twee jaren vooraf te gaan als vrijwilliger bij de verschillende afdeelingen, te
beginnen met het prentenkabinet en verder bij een of twee afdeelingen (kunstnijverheid,
beeldhouwkunst, schilderkunst, bij het te stichten Nederlandsch-Historische museum, of,
zoolang dit nog niet bestaat, bij de Nederlandsche afdeeling van het Museum van
Oudheden te Leiden).

15°. In dien tijd zal de gepromoveerde zich praktisch hebben voor te bereiden

voor de drievoudige taak, die hem als beheerder wacht: het aanvullen, onderhouden en

nuttig maken der aan zijne hoede toevertrouwde verzamelingen.

N.B. De vaak verkondigde meening, dat men na het verlaten der Hoogeschool terstond
geschikt zou zijn als directeur, zij het ook maar van een plaatselijk museum, op te treden, is
te verwerpen; theoretische kennis, gedurende den studietijd verkregen, is niet voldoende voor
den praktischen museumdienst.

■ = ■ ■ ■ -■

ROMAANSCHE GRAFZERKEN.

Behalve enkele, min of meer monumentale beeldhouwwerken uit den romaanschen
tijd — zooals het tympan van Egmond, de steen met «Abrahams schoot" te Zwolle, de
Sint Jan te Utrecht, de Apostelbeelden van Sint-Odiliënberg, de portaalskulpturen te
Maastricht — bezit ons land nog menig oud stuk, dat in archeologisch opzicht merk-
waardig genoeg lijkt om eens opnieuw de aandacht ervoor te vragen, Bedoeld zijn een
aantal romaansche doopvonten en grafsteenen. Enkele zijn in kleiner of grooter getal
onder één museumdak bij elkander gezet, de meeste staan of liggen over het heele land
verspreid. Zoo vindt men ze, voor een deel althans, in katalogen of tijdschriften afzonderlijk
vermeld of soms, met een korte beschrijving erbij, afgebeeld; doch bij ons weten zijn ze
nimmer in één opstel bij elkander gebracht, zoodat ook een onderlinge vergelijking en
een poging tot groepeering uitbleef.

In de hoop, dat een onderzoek de mogelijkheid daartoe zou doen blijken, hebben
wij getracht de sparsa te verzamelen. Wat de grafsteenen betreft meenen wij daarin te
zijn geslaagd. Voor de doopvonten nog niet; wij hopen die in een volgend opstel te
behandelen; uit het tot heden daarover bijeengebrachte materiaal wordt hier slechts mede-
gedeeld, wat in de geschiedenis der grafsteenen eenig licht kan brengen.

§ 1. Gebruik.

Gebruik. Zerken ter aanwijzing eener grafstede komen in N. W. Europa volgens De Caumont

N.W.Europa, en Reusens 2) reeds in de Vde eeuw voor. Dikwijls zullen die steenen niet anders geweest
zijn dan de deksels der sarkofagen, die zoo diep in den grond werden gelaten, dat het

1) A. De Caumont: Abécédaire "', p. 60.

2) E. Reusens: Eléments d'Arch. Chxét. 2 I, p. 205.

12
 
Annotationen