Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 8.1915

DOI Heft:
Nr. 5
DOI Artikel:
Ligtenberg, Raphael: Romaansche doopvonten in Nederland: De hardsteenen vonten
DOI Artikel:
Byvanck, Alexander W.: Opgravingen in Nederland: De galerij van opgravingen van het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19804#0268

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
dom werd in 1248 gelegd; die van het koor der Doorniksche kathedraal in 1242; de
Munsterkerk te Roermond, met veel meer romaansch dan gothiek, dateert van 1220
ongeveer. In de beeldhouwkunst hebben wij als getuigen de beelden in het Zuiderportaal
van de St. Servaas te Maastricht, romaansche beelden met gothische allures, die 1230 a
1240 worden gedateerd. Beter vergelijkingsmateriaal leveren produkten van werkplaatsen,
analoog aan de onze. Het atelier in Aken leverde omstreeks 1265 den Remaclusschrijn
voor de abdij te Stavelot1); nauwelijks is de gothiek eraan te bespeuren; Doorniksch
werk is waarschijnlijk 2) de schrijn van St. Eleuthenius van 1247; daar ziet men in de
bouw- en siervormen van de gothiek nog niets en kondigt alleen de draperie een nieuwen
tijd aan 3). En om een dateerbare doopvont te noemen : de prachtige vont van Zedelghem kan
niet ouder zijn dan het derde kwart der Xllde eeuw, en deze vont vertegenwoordigt volgens
Cloquet — die haar in het eerste kwartaal zet, — nagenoeg het oudste Doorniksche type *).

Zonder vermetelheid mogen wij derhalve de vonten van het type Montfort in
1240 a 1250 zetten en daarmee den terminus ante quem der romaansche hardsteenen
vonten uit de Maasateliers voorstellen.

R. LIGTENBERG, O. F. M.

OPGRAVINGEN IN NEDERLAND.

I. DE GALERIJ VAN OPGRAVINGEN VAN HET RIJKSMUSEUM
VAN OUDHEDEN TE LEIDEN.

Sedert de benoeming van Prof. Holwerda tot Directeur is het Museum van Oudheden
te Leiden geheel hervormd. De lokalen zijn verbouwd en nieuw ingericht, de verzamelingen

1) Zie von Falke Deutsche Schmelzarbeiten, S. 102.

2) ld. ibid., S. 105.

3) Afb. bij van Ysendyck: Chasses pl. 6. Zie ook Revue de l'Art Chrétien 1889, p. 188.

4) Wij achten ook deze meening van Cloquet niet voldoende bewezen. Wat de dateering betreft
stippen wij hier alleen aan, dat de vorm van den mijter — de mitra bifida — in het Noord-Westen
niet vóór 1160 in gebruik komt.

252
 
Annotationen