Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]: Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond (2.Ser. 8.1915)

Het rooster had 13, zeer onregelmatig geplaatste gaten, waarvan één zelfs de tong gedeeltelijk

doorboorde, iets wat van belang kan
zijn in verband met de wijze waarop
wij ons de vervaardiging van den oven
hebben voor te stellen.

Het korte, naar buiten iets ver-
nauwende smalle stookkanaal, liep flauw
hellend in de stokersplaats uit. Van den
wand der bakruimte was nog slechts
een zeer laag stuk voorhanden. Hij
was weer tot de humuslaag bewaard.
De wand en 't rooster waren rood ge-
kleurd en wij konden niet met zeker-
heid uitmaken of hier eene afzonderlijke

Afb. 3. Oven C, gedeeltelijk ontgraven, gezien leembekleeding aanwezig is geweest.

van uit het Oosten. Sporen van bovenbouw werden niet

gevonden, daar 't terrein tot vlak boven
't rooster uit teeltgrond bestond, die herhaaldelijk zal vergraven zijn geweest.

Ook de oogst aan aardewerk was gering, n.1. slechts één potje dat in een roostergat zat.

§ 4. Oven D. (vgl. afb. 1, 2 en 4).

Van dezen oven was het rooster geheel verdwenen daar de bovenkant van de tong
en van de wanden van den
haard tot aan de cultuur-
grond reikten, zoodat het
daarop rustende rooster bij
het bewerken van den
cultuurgrond of bij even-
tueele vroegere kleiafgra-
vingen (die volgens den
Heer Mengeleers daar
hebben plaats gehad) is
vernield. De haard had
eenigszins een peervormige
gedaante en was ± 2 M.
lang. De bodem was zuiver
vlak, terwijl de opstaande
wanden en de tong fraai
verticaal uit den vloer op-
rezen De haard ging flauw Afb. 4. Links oven B; rechts oven D met afvalsgat III, waarin

de figuur, gezien van uit het Zuid-Westen.

38