en dit heeft daardoor meer een peervorm. Ook is 't randprofiel bij ons stuk iets fijner.
In verband met de hoofdkenmerken zouden wij ons exemplaar kunnen dateeren
als behoorende in de laatste jaren der periode Claudius-Nero of in 't begin der Flavische
periode. De kruik vertoont de kenmerken van een misbaksel. Zij is n.1. sterk gebarsten
en vervormd. Wij zien hier dus vöör ons een type van zuiver Heerlensch fabrikaat. Dit
witte aardewerk is dus daar ter plaatse gebakken.
2. Eenoorige witte kruik. De aanzet van den cylindrischen hals aan den schouder
is niet zoo scherp meer en van een bepaalde afscheiding kunnen wij niet spreken. De
buik is peervormig. Een standring is aanwezig. Het randprofiel is zeer eenvoudig en
Afb. 5. Aardewerk, gevonden in door de arbeiders vergraven ovens,
aanwezig in het Gemeentehuis te Heerlen.
gelijkt eenigszins op 10 Taf. VI, n°. 24, doch steekt meer uit. Het oor is meer gebogen,
doch het is zeer wel mogelijk, dat het tot een andere kruik behoort, daar het er aan
gelijmd was, toen wij het stuk kochten. Het is ook grof bewerkt tegenover de fijnere
overige kruikdeelen. Dateering van dit stuk is moeilijk, doch wij meenen het, vooral in
verband met den breeden voet, standring en cylindrischen hals, mogelijk tot het Flavische
tijdvak te mogen rekenen.
3. Eenoorige geelachtige kruik. Het randprofiel gelijkt weer op dat van no. 1.
Hals en buik gaan geleidelijk in elkander over. Dit is weer in tegenspraak met 't algemeene
karakter van vroeg Flavische kruiken. De standring is ook niet meer zoo zuiver en niet
scherp aangezet. De buik gaat er met een buiging in over.
48
In verband met de hoofdkenmerken zouden wij ons exemplaar kunnen dateeren
als behoorende in de laatste jaren der periode Claudius-Nero of in 't begin der Flavische
periode. De kruik vertoont de kenmerken van een misbaksel. Zij is n.1. sterk gebarsten
en vervormd. Wij zien hier dus vöör ons een type van zuiver Heerlensch fabrikaat. Dit
witte aardewerk is dus daar ter plaatse gebakken.
2. Eenoorige witte kruik. De aanzet van den cylindrischen hals aan den schouder
is niet zoo scherp meer en van een bepaalde afscheiding kunnen wij niet spreken. De
buik is peervormig. Een standring is aanwezig. Het randprofiel is zeer eenvoudig en
Afb. 5. Aardewerk, gevonden in door de arbeiders vergraven ovens,
aanwezig in het Gemeentehuis te Heerlen.
gelijkt eenigszins op 10 Taf. VI, n°. 24, doch steekt meer uit. Het oor is meer gebogen,
doch het is zeer wel mogelijk, dat het tot een andere kruik behoort, daar het er aan
gelijmd was, toen wij het stuk kochten. Het is ook grof bewerkt tegenover de fijnere
overige kruikdeelen. Dateering van dit stuk is moeilijk, doch wij meenen het, vooral in
verband met den breeden voet, standring en cylindrischen hals, mogelijk tot het Flavische
tijdvak te mogen rekenen.
3. Eenoorige geelachtige kruik. Het randprofiel gelijkt weer op dat van no. 1.
Hals en buik gaan geleidelijk in elkander over. Dit is weer in tegenspraak met 't algemeene
karakter van vroeg Flavische kruiken. De standring is ook niet meer zoo zuiver en niet
scherp aangezet. De buik gaat er met een buiging in over.
48