standring. De rand komt overeen met de Flavische napranden. Zie 12 Taf. XIII Fig. 27.
Een ingekraste ring loopt om den rand.
Wij meenen, naar aanleiding van de fijne afwerking en 't voorkomen van een
standring en tevens wegens 't fijne Flavische randprofiel ook dit stuk als vroeg Flavisch
te mogen dateeren.
EIND-CONCLUSIE.
Na het hierboven medegedeelde omtrent de door ons ontgraven ovens en hun
inhoud en het door ons gekochte aardewerk, aangevuld door de verzekering der arbeiders
dat verscheidene ovens door hen waren vergraven, is het duidelijk dat op dit terrein een
uitgebreide Romeinsche pottenbakkersindustrie heeft gebloeid, zoodat de mogelijkheid niet
is uitgesloten dat hier nog meer zulke ovens in den grond verborgen liggen. Daar waar-
schijnlijk de werkplaatsen en woningen der fabrikanten etc. dicht bij de ovens zullen
gelegen hebben, mogen ook van deze gebouwen de overblijfselen aldaar verwacht worden.
Ons was geen tijd
gegeven 't onderzoek
volledig te doen plaats
hebben.
Uit de vormen van
't aangekochte en het
ontgraven aardewerk
blijkt m. i. dat hier
vanaf de 2de helft
der 1ste eeuw tot de
Afb. 6. Kadastrale kaart met de ligging der ovens. 2de helft der 2de eeuw
A = Terrein waarop grafurnen zijn gevonden.
B = Terrein waarop vroeger een oven is gevonden. het pottenbakkers-
handwerk is uitge-
oefend. Het is te hopen dat meerdere gegevens er toe zullen bijdragen om onze kennis
dezer inheemsche Romeinsche industrie uit te breiden.
Leeuwarden, Januari 1915. H. MARTIN,
Oud-Assistent Rijks Mus. v. Oudh.
Leeraar M. O.
LITTERATUURLIJST.
1. G. Wolff. Die Töpfereien vor dem Nordtore der römischen Stadt. Op blz. 87 van:
Mitteilungen über Römische Funde in Heddernheim IV.
2. C. L. Thomas. Töpferöfen in der Römerstadt bei Heddernheim. Op blz. 13 van:
Mitteilungen über Römische Funde in Heddernheim I.
3. G. Wolff. Römische Töpfereien in der Wetterau. Op blz. 211 van: Westdeutsche
Zeitschrift für Geschichte und Kunst. Jahrgang XVIII.
4. A. von Cohausen. Der Aulofen in Seulberg und die Wölbtöpfe. Op blz. 127 van: Annalen
des Vereins für Nassauische Altertumskunde und Geschichtsforschung. 14& Band.
50
Een ingekraste ring loopt om den rand.
Wij meenen, naar aanleiding van de fijne afwerking en 't voorkomen van een
standring en tevens wegens 't fijne Flavische randprofiel ook dit stuk als vroeg Flavisch
te mogen dateeren.
EIND-CONCLUSIE.
Na het hierboven medegedeelde omtrent de door ons ontgraven ovens en hun
inhoud en het door ons gekochte aardewerk, aangevuld door de verzekering der arbeiders
dat verscheidene ovens door hen waren vergraven, is het duidelijk dat op dit terrein een
uitgebreide Romeinsche pottenbakkersindustrie heeft gebloeid, zoodat de mogelijkheid niet
is uitgesloten dat hier nog meer zulke ovens in den grond verborgen liggen. Daar waar-
schijnlijk de werkplaatsen en woningen der fabrikanten etc. dicht bij de ovens zullen
gelegen hebben, mogen ook van deze gebouwen de overblijfselen aldaar verwacht worden.
Ons was geen tijd
gegeven 't onderzoek
volledig te doen plaats
hebben.
Uit de vormen van
't aangekochte en het
ontgraven aardewerk
blijkt m. i. dat hier
vanaf de 2de helft
der 1ste eeuw tot de
Afb. 6. Kadastrale kaart met de ligging der ovens. 2de helft der 2de eeuw
A = Terrein waarop grafurnen zijn gevonden.
B = Terrein waarop vroeger een oven is gevonden. het pottenbakkers-
handwerk is uitge-
oefend. Het is te hopen dat meerdere gegevens er toe zullen bijdragen om onze kennis
dezer inheemsche Romeinsche industrie uit te breiden.
Leeuwarden, Januari 1915. H. MARTIN,
Oud-Assistent Rijks Mus. v. Oudh.
Leeraar M. O.
LITTERATUURLIJST.
1. G. Wolff. Die Töpfereien vor dem Nordtore der römischen Stadt. Op blz. 87 van:
Mitteilungen über Römische Funde in Heddernheim IV.
2. C. L. Thomas. Töpferöfen in der Römerstadt bei Heddernheim. Op blz. 13 van:
Mitteilungen über Römische Funde in Heddernheim I.
3. G. Wolff. Römische Töpfereien in der Wetterau. Op blz. 211 van: Westdeutsche
Zeitschrift für Geschichte und Kunst. Jahrgang XVIII.
4. A. von Cohausen. Der Aulofen in Seulberg und die Wölbtöpfe. Op blz. 127 van: Annalen
des Vereins für Nassauische Altertumskunde und Geschichtsforschung. 14& Band.
50