Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]: Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond (2.Ser. 8.1915)

overblijfselen van een
viertal heiligenbeelden,
waarvan het minst ge-
schondene, door het
diakengewaad, zich nog
laat herkennen als de
beeltenis van den H.
Laurentius (afb. 12)
of den H. Stefanus,
welke beiden ook in
een der gewelfvelden
van den chooromgang
in tempera-schildering
zijn verbeeld.

Door grooten rijk-
dom heeft zich ook de
gothische onderbouw
van den toren (afb. 13)
gekenmerkt. Thans is
hij grootendeels be-
kleed met de kleine,
voor dit werk al te regel-
matige baksteentjes uit
de 18de of de eerste
helft der 19de eeuw;
>*$ maar er zijn toch nog
genoeg sporen gebleven
van de vroegere behan-
deling, om het ons moge-
lijk te maken, den toren
terug te denken in zijn
oorspronkelijke gedaan-
te en de conscientieuse
teekening van den archi-
tect Boerbooms, hierbij
gereproduceerd (af b. 14)
mag dan ook als een
in hoofdzaak vertrouw-

Afb. 20. Epitaaf van Joost van Sasbout. bare reconstructie wor-

[Uit: „Die Renaissance in Beluien und Holland", von Fr. Ewerbeck j u U J r~v

Verlag E. A. Seemann, Leipzig]. den beschouwd. De

100