Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 8.1915

DOI Heft:
Nr. 2
DOI Artikel:
Algemeene vergadering op zaterag 22 Mei 1915 in het Zuid-Hollandsch Koffiehuis te 's-Gravenhage, des namiddags ten twee uhr
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19804#0145

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Wat onderhoud betreft, is derhalve dringend noodig een technische leiding, centraal,
of voor groote instellingen als afzonderlijk ambtenaar of adviseur, ten einde het onderhoud
uit de sfeer van gebrekkige empirie te verheffen tot vak. Dit vak eischt te veel, om het
als leervak te kunnen beschouwen voor den a.s. kunsthistoricus, die het museum zal
beheeren met de bedoeling het nuttig te maken en aan te vullen.

Natuurlijk zal eenig begrip van kunsttechnische bijzonderheden nuttig zijn, maar
het mag onder geen condities vrijheid geven tot zelfstandig ingrijpen, want daarmede zou
onder de vlag van een diploma aan het allergevaarlijkste dilettantisme de vrije teugel
worden gelaten.

Op 't oogenblik hangt het lot van vele museumschatten nog veelal af van de toe-
vallige aanwezigheid van een geroutineerd restaurateur, van de flair van een of ander
ambtenaar; maar de systematische, technische verzorging ontbreekt. Brandgevaar, verliezen
door diefstal en al dergelijke zuiver-technisch belangrijke en voor den technicus bestemde
punten ter oplossing, bedreigen voortdurend de verzamelingen, gebrek aan kennis van
natuur- en scheikunde, vele der daarin aanwezige voorwerpen. Deze kennis te eischen
van den kunsthistoricus-museumdirecteur is ondoenlijk, het technische beheer behoort te
worden afgesplitst.

De Commissie had daarbij als praeadvies geschreven : »De Commissie heeft geen
bezwaar tegen het in de voorgestelde wijziging belichaamde denkbeeld: het maken van
eene tegenstelling tusschen het aanvullen en nuttig maken aan de eene en het onderhouden
aan de andere zijde. Zij meent dat aan de bezwaren van den voorsteller het best wordt
tegemoetgekomen door de stelling aldus te lezen:».... voor te bereiden voor de
tweeledige taak, die hem als beheerder wacht; het aanvullen en nuttig maken der aan
zijne hoede toevertrouwde verzamelingen en de zorg voor het onderhoud ervan". Door
deze wijze van uitdrukking wordt overeenkomstig den wensch van den voorsteller aan
de eene zijde in 't licht gesteld, dat aanvullen en nuttig maken tot de taak van den
»humanist-kunsthistoricus" behoort en aan de andere zijde door het vervangen van het
woord onderhouden door »de zorg voor het onderhoud" nadrukkelijk vastgesteld, dat
van den directeur niet verlangd wordt, dat hij zelf technicus zij op 't gebied van ver-
warming, ventilaties, restauraties enz. In verband met dit laatste stelt de commissie voor
aan het N.B. van stelling 1°. eene zinsnede toe te voegen:

»Onder ambtenaren worden in de volgende stellingen niet begrepen zij, die met
het technisch onderhoud der kunstverzamelingen worden belast."

Aan het laatste voorstel was reeds voldaan bij stelling 1 en de door den Heer
van Huffel gewenschte omzetting vond in de vergadering algemeene goedkeuring, zoodat
de 15de en laatste stelling aldus wordt aangenomen:

15°. In dien tijd zal de gepromoveerde zich praktisch hebben voor te bereiden
voor de tweeledige taak, die hem als beheerder wacht, 1°. het aanvullen en nuttig maken
en 2°. de zorg voor het onderhoud der aan zijne hoede toevertrouwde verzamelingen.

N.B. De vaak verkondigde meening, dat men na het verlaten der Hoogeschool

129
 
Annotationen