Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 8.1915

DOI Heft:
Nr. 3-4
DOI Artikel:
De staatsbegrooting voor 1915
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19804#0225

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
die zonder al te groote schade wel voor één jaar uitgesteld konden worden en zulks was
het geval zoowel met de enkele monumenten, met wier restauratie nog een jaar moet
worden gewacht, als met de vermindering van de kosten voor het onderhoud van de
Rijksmonumenten met ƒ5000.

Bescherming van monumenten. De Minister achtte eene wettelijke regeling tot
bescherming van monumenten noodwendig. Of de tegenwoordige omstandigheden hierop
een belemmerenden invloed zullen hebben zou eerst nagegaan kunnen worden, indien een
daartoe strekkend ontwerp reeds was opgemaakt. De Minister heeft in den loop van 1914
nog geen tijd kunnen vinden, deze aangelegenheid nader te bestudeeren; hij verliest deze
zaak echter niet uit het oog en zal er, zoodra hij den tijd daartoe beschikbaar vindt, zijn
aandacht aan wijden.

Onderhoud van Rijksmonumenten. Het aantal Rijksmonumenten, onder beheer van
het Departement van Binnenlandsche Zaken, vermeerderde voortdurend — in de laatste
jaren o.a. met het kasteel Assumburg, het Slot Loevestein en de St. Quirinuskerk te
Halsteren. Met deze vermeerdering ging echter geen verhooging van de voor het onderhoud
ervan beschikbare middelen gepaard. Sinds 1908 bleef het betrekkelijke artikel op ƒ45.000
gehandhaafd. Dit heeft ten gevolge, dat aan verschillende monumenten niet die zorg kan
worden besteed, welke ze verdienen. Reeds bij de behandeling van de ontwerp-Staats-
begrooting voor 1913 werd op verhooging van dit artikel aangedrongen. Uit finantieele
overwegingen werden echter tot dusver geen meerdere gelden aangevraagd. Het kwam
den Minister voor, dat daarmede niet langer mocht worden gewacht, weshalve hij eene
verhooging met ƒ10.000.— uittrok. Dit bedrag werd in het gewijzigd wetsontwerp terug-
gebracht tot ƒ5000.—. Eenige Kamerleden betreurden dit ten zeerste, immers, door de
verhooging van den post met ƒ 10.000.— was het voor deze monumenten beschikbare
bedrag toch nog vrij gering. De Minister vertrouwde, dat door het onderhoud tot het
strikt noodzakelijke te beperken eene verhooging van slechts ƒ5000.— voldoende zou
zijn. Met eene zinsnede als deze kan, naar werd opgemerkt, eene nog veel verder gaande
inkrimping worden toegelicht; de vraag is echter, of op die wijze niet het verval der
gebouwen wordt in de hand gewerkt tot schade van de monumenten en van de schatkist,
die later herstellingen van veel grooteren omvang zal te bekostigen hebben.

Naar aanleiding van de vraag, welke plannen de Regeering heeft ten aanzien van
het Slot Loevestein, deelde de Minister mede, dat de werkzaamheden zich, vooral in de
eerste tijden, moeten bepalen tot het consolideeren van het gebouw. Te zijner tijd zal
nader kunnen worden overwogen, of men tot eene meer ingrijpende restauratie van het
slot kan overgaan. Voor zoover de werkzaamheden en de toestand het toelaten zal toegang
aan het publiek worden verleend.

Onderhoud van reeds ondersteunde monumenten, ƒ149.200.— De subsidiën voor de
R.K. Kerk en toren te Denekamp, het Waaggebouw* te Hoorn en de Domkerk te Utrecht
zijn afgeloopen.

209
 
Annotationen