Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 12.1919

DOI Heft:
[Nr. 1]
DOI Artikel:
Hudig, Ferrand W.: Nederlansch Museum voor geschiedenis en kunst: Aanwinsten
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19838#0040

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
werken der goudsmeedkunst bieden deze plaquettes in de goud- en zilverafdeeling der
verzameling een welkome aanvulling.

Voor de bezoekers van het Nederlandsch Museum een oude bekende is de lieftallige
polychrome heiligebuste (fig. 3), die reeds lang als bruikleen onder de Fransche beeld-
houwkunst der verzameling een belangrijke plaats innam. Zij is thans door aankoop
eigendom van het Museum geworden. Het kopje is minder dan levensgroot en uit
populierenhout gesneden. Een holte in borst en achterhoofd wijzen op de bestemming
als bewaarplaats van een reliquie, die op kiesche wijze aan de vromen werd vertoond
doordat de agrafe van den mantel op de borst als een venstertje was geopend. Over een
linnen ondergrond ligt nog de volledige oude polychromie; en het sneeuwwitte voorhoold,

de warme blos op de wangen, kers-
roode lippen, zwartbruine oogen en
goudblonde lokken, doen zij niet
onwillekeurig aan zoo menig vroeg-
middeleeuwsch minneliedje denken?

»Blanche comm’lis, plus que rosé

[vermeille”

»Resplendissant comme rubis

[d’Orient.”

Geen wonder, want stijl en
karakter toonen duidelijk aan, dat
deze onbekende Heilige alleen in den
hoogsten bloeitijd der vrouwenver-
eering, het eind der dertiende en het
begin der veertiende eeuw, in het
land der lyrische poëzie bij uitnemend-
heid, Frankrijk, in den vorm van dit
beeldhouwwerk vereerd kan zijn.
Naast de verheffing der wereldsche
geliefde was in de dertiende eeuw ook de eeredienst voor heilige vrouwen gestadig toe-
genomen. Daarbij was de geliefde in waardigheid gestegen, maar de heiligen en martelaressen
daalden van haar hoog voetstuk en steeds meer moest de abstracte geestelijke visie voor
zinnelijke wereldsche schoonheid plaats maken. Reeds in 1270 durft een Bologneesch dichter
openlijk zijn geliefde tot tusschenpersoon tusschen God en zichzelf verklaren, met de
eenige verontschuldiging, dat zij in uiterlijk een engel evenaardt, en gretig wordt dit
thema zelfs door de grootsten der middeleeuwsche dichters overgenomen. De geestelijkheid
schroomt niet, de wereldsche minneliederen met kleine wijzigingen voor den kerkdienst
te gebruiken. Geen wonder, dat ook de beeldhouwkunst van deze verheerlijking van het
zinnelijk schoon de duidelijke sporen draagt. Geestelijke grootschheid had de kerkelijke

30
 
Annotationen