Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 12.1919

DOI Heft:
[Nr. 6]
DOI Artikel:
Het gereorganiseerde Haagsche Museum
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19838#0240

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
verlichting, slechte opschriften en voortdurend staan — »restful inspection” is wederom een van
Gilman’s museumidealen, dat ook in het Haagsche museum in praktijk is gebracht. Daarom ziet
men ook betrekkelijk weinig prenten en plattegronden van de stad, alleen de voornaamste,
die een nieuw stadium van ontwikkeling aantoonen. De eigenlijke platenatlas is beneden
ondergebracht in een apart da3rvoor ingericht prentenkabinet, waar men de platen op zijn
gemak kan bekijken en vergelijken — want prenten zien is alleen bij rustig zitten een genot.

In de historische afdeeling vindt men, behalve afbeeldingen van den Haag, de
> stedelijke penningen, opgravingen van Arentsburg, geschilderde ramen uit de Groote Kerk,
waarvan een afzonderlijke beschrijving in den catalogus staat, allerlei huisraad. Een serie
koperen kandelaars geeft van dit voorwerp de chronologische ontwikkeling van het einde
der 15de tot het eerste kwartaal der 18de eeuw. Een dergelijk groepeeren van volledige
series is ook met andere huisraadartikelen gedaan, daardoor leert men het ontstaan of
het verbasteren van vormen, die afzonderlijk gezien geen belangstelling zouden wekken.
Op ongezochte wijze wordt hier wat gedemonstreerd, zonder dat op het didactische den
nadruk wordt gelegd. Door het geheele museum verspreid treft men deze series aan:
zilveren kandelaars, zilveren mandjes, collectie Haagsch zilver, keurcollectie Haagsch
porcelein, kussens der gobelinfabriek, de tegelverzameling, die evenwel nog gedeeltelijk
in de kelderverdieping is ondergebracht.

In de gangen staan gevelsteenen, consoles, bovenlichten, die tegen de witte muren
mooi uitkomen; boven trekt een mooi marmeren Lodewijk XV fonteintje de aandacht;
op het portaal tusschen de beide trappen een miniatuur gruwelkamer van bekers ± 1850,
die voor belangstellenden electrisch verlicht kunnen worden.

Ook op de tweede verdieping is een vaste route aangegeven. Men begint met de
zaal der 17de eeuw, die vroeger ook al een zekere stemming had en nu door bijpassende
meubels nog wat is aangekleed, zonder evenwel een meubeltentoonstelling te worden, de
schilderijen zijn hier hoofdzaak gebleven. Schuin invallend bovenlicht, »the ideal of
diagonal lighting” kon niet worden aangebracht, men moet zich tevreden stellen met
gedempt bovenlicht, dat ook werkelijk goed voldoet. Het groote schutterstuk van Ravestein
hangt wellicht iets te hoog, maar de wandvlakte is mooi en rustig gevuld, elke schilderij
spreekt op zich zelf, en de kast onder den Ravestein komt goed tot haar recht. Zij heeft
een ongewoon model, platter en hooger dan men van een kast uit dien tijd verwachten
zou, misschien werd zij op deze maat voor een bepaald doel ontworpen. Aan den
anderen kant staat het type van een 17de eeuwsche kast, een prachtig exemplaar, dat het
museum in bruikleen heeft ontvangen. Zij wordt bekroond door een mooi stel vazen, uit
het museum, harer niet onwaardig, zij vormen een gunstige combinatie met het donkere
eikenhout. In het midden van de zaal staat een 17de eeuwsche tafel met een kleine Jan
Steen, die daar de juiste belichting ontvangt, daarbij een stoel uit het atelier van Bosboom.
Het is een problematisch meubeltje eenigszins afwijkend van het 17de eeuwsche model:
het heeft een geschulpte rugleuning en van achter zeer schuin geplaatste kolompooten,
waarvan de eene ondersteboven staat.

230
 
Annotationen