Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

De Dietsche warande: tijdschrift voor kunst en Zedegeschiedenis — 3: 11.1898

DOI Page / Citation link:
https://doi.org/10.11588/diglit.26593#0168

DWork-Logo
Overview
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
156

JULIAAN EN ALBRECHT DE VRIENDT.

monie, die er geen is, omdat zij er geen zijn kan, de
werkelijke, eenig mogelijke harmonie van de natuur. »

Voor hen was het fond te allen tijde wat het,
volgens alle logiek, zijn moet : een werkdadige faktor
van het geheel, een levendig kommentaar zoowel over
het Iconologisch en het maatschappelijk als over het
dramatisch gehalte van de voorstellling.

IX.

Ik kan het niet billijken, dat men, zooals de
heer L. de Taeye deed, de niet talrijke reeks louter
sentimenteele schilderijen van Juliaan en Albrecht de
Vriendt in een afzonderlijk, tijdperk van hun ontwik-
keling poogt te rubriceeren, al noemt men dit dan ook
een overgangstijdvak.

Voorzeker zijn Moeders Liedje, De Verjaardag,
De Gelukkige (1870) en De Aalmoes, alle vier van
Albrecht, zeer aardige schilderijtjes van meer intiemen
aard, « historisch genre » zou ik zeggen; hoe kan men hier
echter van een nieuwe periode gewagen, wanneer men
toch weten moet, dat de schilder, in later jaren, nog
herhaaldelijk dergelijke stukken voltooid heeft, zooals
b. v. De Verjaardag van Moeder, 1875, De Verjaardag,
1888, Te Brugge, 1895?

Dat na 1879 elk van de beide broeders een meer
eigen weg insloeg, zagen wij reeds. En hier vangt nu
voor beiden de tweede periode voor goed aan.

Wij zagen ook, hoe de oudste een meer bepaald
idealistische, ja, mystiek godsdienstige richting inslaat,
terwijl Albrecht zich hoofdzakelijk op de geschiedenis
toelegt.

Groot is intusschen het onderscheid tusschen Albrechts
vroegere historische lafereelen en zijn latere. Wel blijft
 
Annotationen