Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

De Dietsche warande: tijdschrift voor kunst en Zedegeschiedenis — 3: 11.1898

DOI Seite / Zitierlink:
https://doi.org/10.11588/diglit.26593#0231

DWork-Logo
Überblick
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
VONDEL EN DE TURKEN. 219

En opgeveilt, als vee, ten wellust der tyrannen :

Hoe veele slaven, op de roofgalay gebannen,

Verlostge door bet zwaert, dat uwe zy bekleet,

Om neer te houwen, al wat gruwzaem is en wreet,

En zulck een helkont, van godtslasteren bezeten,

Te sleepen voor den dagh, geknevelt aan zijn keten.

Ik hoor Godts ridderschap, als stroomen door een sluis, (1)
Uitbersten, en in ’t veld u volgen op uw kruis.

Dichters zien wat zij willen. Joost ziet de Tur-
ken reeds uit Europa gedreven :

Mij dunckt, ick zie het hart der Ottomanen popelen,

En, van den Donair af tot in Konstantinopelen
Gedreven, ommezien, als of bij krygens moe,

Aen ’t graf van zyn profeet, de Christe weerelts roe,

Zich bergen wou, uit schriele voor ’s keizers adelaeren,

Gereet de halve maen in haeren schilt te vaeren.

Ongelukkiglijk beantwoordde de werkelijkheid geens-
zins aan Vondels edele droomen.

Drie dagen na de inneming van Konstantinopel
deed Sultan Mahomet zijne intrede in de stad. Hij
bezocht de hoofdkerk, in Moskee veranderd, en zwoer
er het Christendom uit te roeien (1). De drang naar
het Westen begon. Onder de regeering van Sultan
Murad-Khan-Ghazi (1623-1640), wanneer Vondel de
mannenjaren had bereikt, was het gevaar overwel-
digd te worden, niet te miskennen. De Groote Heer
was een bij uitstek kloeke vorst. Hij overtrof tevens al
zijne voorgangers in wreedheid. De voorbeelden, welke
de geschiedschrijvers van hem aanhalen, doen ons
huiveren, en zouden waarlijk doen gelooven, dat hij

(1) Prachtige dichregel. Ook o. a. in Zeemagazijn gebruikt Vondel
zeer gepast dezelfde vergelijking : «De zijdewinckel ruischt, gelijck een
-volle Tuis. »

(1) Zie o. a. zijn vreeselijken eed bij Cantu.
 
Annotationen