Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Günther, Hubertus [Hrsg.]
Boeren, burgers & buitenlui: een "vreemde" kijk op de Nederlanden — Amsterdam [u.a.], 1978

DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.12891#0011
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Inleiding

Dit boek gaat over de Nederlanders en hun kunst,
en dan in het bijzonder over die van de 17de eeuw.
Of, zo men wil, de kunst uit het tijdperk vanaf
Bosch en Brueghel tot Rubens en Rembrandt.
Misschien vindt iemand het vreemd dat van de
hierbij genoemde vier schilders er maar één,
Rembrandt, naar Holland verwijst; de overige
drie horen immers in het zuiden thuis. Toch valt
het niet te ontkennen — en dat zal uit dit boek ook
blijken — dat, waar de Gouden Eeuw een begrip is
dat voor de beide gebiedsdelen geldt - althans op
kunstgebied - niettemin voor menig tijdgenoot de
aantrekkingskracht van het noorden veruit het
grootst was.

In de hiernavolgende hoofdstukken zullen de Ne-
derlanders meer aandacht krijgen dan hun kunst.
Deze laatste dient daarbij als illustratie van het
geschreven woord. Die mogelijkheid is er, omdat
de Nederlandse kunst de Nederlandse mens laat
zien tegen de achtergrond van zijn land, zijn dorp,
zijn stad; zij observeert hem als hij verdiept is in
zijn bezigheden of ongedwongen geniet van zijn
bestaan. Wij leren door die kunst zijn uiterlijk
kennen, zijn kledij, zijn gewoonten, zijn deugden
maar ook zijn gebreken. Wij komen in zijn huis en
hof, wij zien zijn negotie of zijn vee, zijn pakhuis of
zijn landerijen. Wij zien zijn schepen uitvaren naar
verre kusten en wij herkennen de wijde horizon en
de hoge wolkenluchten van zijn land. Wij zijn
tevens getuige van de dorpse gemoedelijkheid en
het kleurige stadsbeeld. Het blanke licht, dat door
de hoge vensters binnenvalt in de sobere vertrekken
met hun witte wanden, omspeelt de mensen, de
meubels en het huisraad met zijn sfeervolle koelte.
De Nederlandse kunst prefereert de stilte boven het
gedruis. Als zij zich een enkele maal - en dat geldt
vooral voor het noorden - laat verleiden tot thea-
traal misbaar, danvervaltzij meteen tot onechtheid
en overdrijving. In het zuiden is dat anders. Daar
immers mist men de wat steile Hollandse stijfheid
met haar calvinistische inslag. De volksaard is er
meer extrovert, meer geneigd tot vrolijkheid en
dans.

Dit boek zal vooral laten zien hoe bezoekers uit an-

dere landen hun contact met het volk der Neder-
landen en zijn omgeving hebben ervaren en onder
woorden gebracht. Hun uitingen bewegen zich tus-
sen twee polen: uitbundige bewondering, door-
spekt met clichéachtige frasen enerzijds, onver-
holen kritiek anderzijds. Er is in de loop der tijden,
en vooral in de 17de en de 18de eeuw, heel wat
geroddeld over de Nederlanden en hun bewoners.
Sommige bezoekers vinden de bevolking van de
Lage Landen grappig, anderen ergeren zich bont
en blauw aan allerlei zaken omdat ze anders zijn
dan in hun land van herkomst. De kritiek treft
vooral de Hollanders, niet zozeer de bewoners van
de Zuidelijke Nederlanden, die zich minder afzon-
derden en zich in levensgewoonten, mode enzo-
voort nauwer aansloten bij de omringende landen.
Dat zou in het noorden pas gaan gebeuren toen de
illustere Gouden Eeuw op haar einde liep.
Ondanks het feit dat de Hollanders door hun
handel en scheepvaart in aanraking kwamen met
mensen van allerlei nationaliteiten en culturen,
bleven zij in eigen land op een wat kleinsteedse en
plattelandse manier vasthouden aan hun speciale
levenswijze en manieren. Dat gaf de samenleving
een bepaald gesloten karakter en het is dan ook
niet ver wonder lijk, dat sommige buitenlanders die
Holland bezochten herinnerd werden aan China.
De uitdrukking 'Chinezen van Europa' is niet van
vandaag of gisteren, waarbij te bedenken valt dat
zij in oorsprong wellicht zelfs een bewonderende
bijklank had. Niet bij iedereen uiteraard. De op-
en aanmerkingen door bepaalde bezoekers uit het
buitenland gespuid liegen er vaak niet om. Er is hier
maar weinig dat in hun ogen genade vindt: de
mensenzijnstugen onbeleefd, dejeugd is losbandig
en verloederd, de wegen - met uitzondering van
de straten in de steden - zijn erbarmelijk slecht,
het openbaar vervoer is miserabel - de trekschuit
is nog het beste - het eten lijkt nergens op en de
tafelmanieren tarten iedere beschrijving. De over-
dreven properheid werkt op hun zenuwen, of in het
beste geval op hun lachspieren .. .
Het land zelf ontkomt al evenmin aan betutteling.
Dit 'doorsijpeld stuksken grond' is niet bestemd en

7
 
Annotationen