Vorige pagina's: Anthonie van Dyck
(Antwerpen 1599-1541 Londen),
De schilder Frans Snijders en zijn vrouw.
Kassei, Staatliche Kunstsammlungen
Rechts: Lucas van Leyden (Leiden
1494-1533), De schaakspelers.
Berlijn, Staatliche Museen, Gemaldegalerie
Ook Temple wordt getroffen door het feit dat de
vrouwen de hele zorg en organisatie van de huis-
houding op zich nemen en hij sluit niet uit dat het
koele liefdesleven van de Hollandse man te verkla-
ren zou zijn uit de angst om 'de slaaf van de bazin
des huizes' te worden. In ieder geval was er een
Hollands spreekwoord dat zei: 'So ghij wilt sijn
t'allcn terminin rust en vrede, so gheefft u wijf den
broek ant lijf en 't wambuys mede.'
Het hoeft dan ook niet bijzonder te verbazen dat
wij van de predikant Henrich Bcnthem die in 1694
een bezoek aan de Nederlanden bracht, vernemen:
'Want hier te lande kraait de kip, terwijl de haan
alleen mag kakelen. Wanneer man en vrouw 's
zondags uit wandelen gaan moet de eerste het kind
op de arm dragen, terwijl de laatste zorgeloos op
haar muiltjes naast hem voortslentert. Een Hol-
landse zal niet snel besluiten om met een Duitser te
trouwen, omdat er wordt beweerd dat sommigen
van hen hun vrouwen streng behandelen.'
Dit soort gewoontes was ook in hogere kringen
gebruikelijk. Eigenlijk wijzen ze in het geheel niet
op de overheersende positie die de vrouw in het
privéleven innam, maar op de natuurlijke en on-
gedwongen levenswijze die in die tijd in Holland
gebruikelijk was. Want waarom zou een man zijn
kind niet op cle arm mogen dragen? En waarom
zou hij niet in zijn nachthemd over straat wandelen,
zoals in Leiden gebruikelijk was?
Ook leden van het huispersoneel gedroegen zich
niet onderdanig; zij werden als huisgenoten behan-
deld. De dienst meisjes aten mee aan tafel en namen,
tot verbazing van alle buitenlanders, actief deel aan
de conversatie. Bcnthem meldt: 'De bedienden
hebben geen overdreven respect voor hun meesters.
De vrouw des huizes is nauwelijks van haar dienst-
meisjes te onderscheiden, afgezien van het feit dat
eerstgenoemde bij de man in bed slaapt: aan tafel
heerst geen duidelijke rangorde en Antje babbelt
en lacht net zoveel als haar mevrouw.'
Zelfs de druk bezette kooplieden, handels magnaten
133
(Antwerpen 1599-1541 Londen),
De schilder Frans Snijders en zijn vrouw.
Kassei, Staatliche Kunstsammlungen
Rechts: Lucas van Leyden (Leiden
1494-1533), De schaakspelers.
Berlijn, Staatliche Museen, Gemaldegalerie
Ook Temple wordt getroffen door het feit dat de
vrouwen de hele zorg en organisatie van de huis-
houding op zich nemen en hij sluit niet uit dat het
koele liefdesleven van de Hollandse man te verkla-
ren zou zijn uit de angst om 'de slaaf van de bazin
des huizes' te worden. In ieder geval was er een
Hollands spreekwoord dat zei: 'So ghij wilt sijn
t'allcn terminin rust en vrede, so gheefft u wijf den
broek ant lijf en 't wambuys mede.'
Het hoeft dan ook niet bijzonder te verbazen dat
wij van de predikant Henrich Bcnthem die in 1694
een bezoek aan de Nederlanden bracht, vernemen:
'Want hier te lande kraait de kip, terwijl de haan
alleen mag kakelen. Wanneer man en vrouw 's
zondags uit wandelen gaan moet de eerste het kind
op de arm dragen, terwijl de laatste zorgeloos op
haar muiltjes naast hem voortslentert. Een Hol-
landse zal niet snel besluiten om met een Duitser te
trouwen, omdat er wordt beweerd dat sommigen
van hen hun vrouwen streng behandelen.'
Dit soort gewoontes was ook in hogere kringen
gebruikelijk. Eigenlijk wijzen ze in het geheel niet
op de overheersende positie die de vrouw in het
privéleven innam, maar op de natuurlijke en on-
gedwongen levenswijze die in die tijd in Holland
gebruikelijk was. Want waarom zou een man zijn
kind niet op cle arm mogen dragen? En waarom
zou hij niet in zijn nachthemd over straat wandelen,
zoals in Leiden gebruikelijk was?
Ook leden van het huispersoneel gedroegen zich
niet onderdanig; zij werden als huisgenoten behan-
deld. De dienst meisjes aten mee aan tafel en namen,
tot verbazing van alle buitenlanders, actief deel aan
de conversatie. Bcnthem meldt: 'De bedienden
hebben geen overdreven respect voor hun meesters.
De vrouw des huizes is nauwelijks van haar dienst-
meisjes te onderscheiden, afgezien van het feit dat
eerstgenoemde bij de man in bed slaapt: aan tafel
heerst geen duidelijke rangorde en Antje babbelt
en lacht net zoveel als haar mevrouw.'
Zelfs de druk bezette kooplieden, handels magnaten
133