Mander, Carel van; Jongh, Jacobus; Esveldt, Steven van [Bearb.]; Jongh, Jacobus de [Übers.]: Het Leven Der Doorluchtige Nederlandsche en eenige Hoogduitsche Schilders (Band 1) (Amsterdam: Esveldt, 1764)

Hoogduitfcbe Schilders, 13^
JAN KORNELISZ. VERMEIJEN.
Ligtelijk geraken zij, die van de milde Natuur
een gunftigen bijftand, rijke gaven en weldaden
genoten hebben, om in de Kunften uit te blinken,
en die teffens fraai van lighaam en bevallig zijn,
uit een lagen tot een hogen ftaat en in groot aan-
zien bij aanzienlijke Heeren en Vorften. Dit we-
dervoer den vermaarden Kunftfchilder Jan Ver-
mei jen, die, geboren in den jare 1500 te Bever-
wijk, een fteedje of vlek niet verre van Haarlem,
om de bovengenoemde redenen van den Keizer
Karei den V. geliefd en geëerd is geworden. Zijn
Vader heette Kornelis, doch bij wien hij de Kunft
geleerd hebbe, of ’er toe gekomen mag zijn, heb
ik niet konnen vernoemen. Alleen is bekend, dat
zijne vlijt en Kunft hem als Schilder in den dienft
van den zo evengemelden Keizer bragten, dien hij
als reisgenoot op zijne togten naar verfcheiden Lan-
den vergezelde, en onder anderen in den jare 1535
op zijn’ tocht naar Tunis, in Barbarijë; want de
Kei-
fonius achter Holbeins leven; onder de Afbeelding ftaat
echter een versje van dezen inhond :
Egregius pictor, Magno qui gratus Erasmo,
(His quantum accrevii lans, Bafila;a, tua.)
Divifus noftro te fufcipit orbe Britannus,
Holbene. Orbe uno lans tua non capitur.
Pat is:
O trefflijk Schilder bij Erasinus duur gefchat,
(Hoe mag ’t fchoon Bazel op dit Tweetal moedig pralenl)
Waarom moet u de Brit uit onze wereld halen?
Qf is ’t,dat Holbeins roem één wereld niet bevat?
I 5