96 Leven der Nederlandfchè en
JERONIMUS BOS.
Veelerlije en zeldzaam zijn de geneigdheden, be-
drijven en werken der Schilderen. Een ieder van
dezelven ziet men uitmunten in ’tgeen, waartoe
hem de Natuur door eigen luft trok en leidde. Be-
zwaarlijk ware het de verwonderlijke en zeldzame
invallen van fpoken en helfche gedrochten te verha-
len , die Jeronimus Bos door de herffenen fpeelden,
en welken hij dikwerf zo onbehaaglijk als affchuuw-
lijk met het penfeel afmaalde. Hij werd geboren te
3s Hertogenbofch, zonder dat mij ooit gebleken is,
in welk jaar, of waar en wanneer hij overleden zij.
Alleen is waarfchijnlijk, dat hij zeer vroeg bloed-
de, en bekend, dat de ploojen zijner kledingen
niettemin zo zeer gekreukt, afgebroken en gevou-
wen niet waren, dan die der Schilderen van de vroe-
gere tijden. Zijne behandeling was vaft, vlug en
aartig, en hij gewoon, veelen zijner Tafereeleniri
eens op te fchilderen; ook had hij, gelijk meer an-
dere oude Meefters, de gewoonte, zijne dingen
op het wit der panneelen te fchetfen en te tekenen,
een doorfchijnend plumuurfel over de zelven te leg-
gen, en de gronden te doen medewerken. Te Am-
fterdam heb ik van onzen Jeronimus eene Vlucht
naar Egijpt en gezien, waarin JoJeph vooraan, een
boer naar den weg vragende, en Maria, op een
ezel zittende, verbeeld worden. In ’t verfchiet
vertoont zich een rots met veel gewoel, als bij een
herberg en eenige vreemde potfemakers, die een
groten beer voor geld doen danffen ; alles zeet
zeldzaam en kluchtig afgemaaid. Voorts zag ik
van hem daar ter ftede op te Waal een Tafereel,
verbeeldende de Hel* waaruit de Oudvaders ver-
JERONIMUS BOS.
Veelerlije en zeldzaam zijn de geneigdheden, be-
drijven en werken der Schilderen. Een ieder van
dezelven ziet men uitmunten in ’tgeen, waartoe
hem de Natuur door eigen luft trok en leidde. Be-
zwaarlijk ware het de verwonderlijke en zeldzame
invallen van fpoken en helfche gedrochten te verha-
len , die Jeronimus Bos door de herffenen fpeelden,
en welken hij dikwerf zo onbehaaglijk als affchuuw-
lijk met het penfeel afmaalde. Hij werd geboren te
3s Hertogenbofch, zonder dat mij ooit gebleken is,
in welk jaar, of waar en wanneer hij overleden zij.
Alleen is waarfchijnlijk, dat hij zeer vroeg bloed-
de, en bekend, dat de ploojen zijner kledingen
niettemin zo zeer gekreukt, afgebroken en gevou-
wen niet waren, dan die der Schilderen van de vroe-
gere tijden. Zijne behandeling was vaft, vlug en
aartig, en hij gewoon, veelen zijner Tafereeleniri
eens op te fchilderen; ook had hij, gelijk meer an-
dere oude Meefters, de gewoonte, zijne dingen
op het wit der panneelen te fchetfen en te tekenen,
een doorfchijnend plumuurfel over de zelven te leg-
gen, en de gronden te doen medewerken. Te Am-
fterdam heb ik van onzen Jeronimus eene Vlucht
naar Egijpt en gezien, waarin JoJeph vooraan, een
boer naar den weg vragende, en Maria, op een
ezel zittende, verbeeld worden. In ’t verfchiet
vertoont zich een rots met veel gewoel, als bij een
herberg en eenige vreemde potfemakers, die een
groten beer voor geld doen danffen ; alles zeet
zeldzaam en kluchtig afgemaaid. Voorts zag ik
van hem daar ter ftede op te Waal een Tafereel,
verbeeldende de Hel* waaruit de Oudvaders ver-