DOI Seite / Zitierlink:
https://doi.org/10.11588/diglit.51216#0166
tod Leven der Neclerlandfche en
Lukas ziende, dat het Penfeel hem te Leiden
bezwaarlijk aan den koft koudehelpen, en verftaan-
de, dat ten tijde van den Koning Hendrik den
VIII. van Engeland de Kunft in dat Rijk geacht
en gewild was, trok met zijne Vrouw en zeven
of agt kinderen derwaard, waarna men nooit iet
van hem vernam, ’t zij van zijn wedervaren of le-
ven , dan alleen, dat voor eenige jaren binnen Lei-
den ten huize van den Koopman Sleur Hans de
Hertoog een ftuk uit Engeland gebragt werd, ’t
geen zeer wel naar zijne handeling geleek, en dat,
ten tijde de Graaf van Leicefter met eenige Engel-
fche Heeren uit Engeland in de Nederlanden
kwam, dezen de Hukken van Lukas Kornelisz.
naarftig zochten en opkochten, ten blijke dat hun
dczelven reeds in hun Vaderland bekend gewor-
den waren. Dit ïs ’t al, wat ik van hem weet te
melden (*). [Zijne beeldenis is in de Plaat I.n. 3.]
JAN VAN KALKER.
De Eerfteling onder alle de begunftigden van ds
Natuuur, öf die uit alle onze Nederlanders verko-
zen fcheen te zijn, om Italië den mond te fnoe-
ren, als het zich beroemt, dat nooit Nederlander
zijne
(*) Daar zijn eenige préntjens in ’t koper gefneden van
hem voor handen, zeer fraai en uitvoerig gedaan, waar aan
wel te zien is wat Meefter hij geweeft zij. Zij verbeelden
het Offer der Herderen met het jaarmerk 1516; de 3 Kq-
ningen ; een naakt Vrouwtje van achteren te zien, in ’t ver-
fchiet een aartig Landfchap. Noch een Si. Jan die fchrijft,
terwijl de Duivel den ink-koker om ftoot; in de Lucht is
de H. Maagd; en meer anderen. Hij merkte zijne prenten
met L K entuffehen deze Letters een Kannetje. Uit^Mede^
Bijzonderb.
Lukas ziende, dat het Penfeel hem te Leiden
bezwaarlijk aan den koft koudehelpen, en verftaan-
de, dat ten tijde van den Koning Hendrik den
VIII. van Engeland de Kunft in dat Rijk geacht
en gewild was, trok met zijne Vrouw en zeven
of agt kinderen derwaard, waarna men nooit iet
van hem vernam, ’t zij van zijn wedervaren of le-
ven , dan alleen, dat voor eenige jaren binnen Lei-
den ten huize van den Koopman Sleur Hans de
Hertoog een ftuk uit Engeland gebragt werd, ’t
geen zeer wel naar zijne handeling geleek, en dat,
ten tijde de Graaf van Leicefter met eenige Engel-
fche Heeren uit Engeland in de Nederlanden
kwam, dezen de Hukken van Lukas Kornelisz.
naarftig zochten en opkochten, ten blijke dat hun
dczelven reeds in hun Vaderland bekend gewor-
den waren. Dit ïs ’t al, wat ik van hem weet te
melden (*). [Zijne beeldenis is in de Plaat I.n. 3.]
JAN VAN KALKER.
De Eerfteling onder alle de begunftigden van ds
Natuuur, öf die uit alle onze Nederlanders verko-
zen fcheen te zijn, om Italië den mond te fnoe-
ren, als het zich beroemt, dat nooit Nederlander
zijne
(*) Daar zijn eenige préntjens in ’t koper gefneden van
hem voor handen, zeer fraai en uitvoerig gedaan, waar aan
wel te zien is wat Meefter hij geweeft zij. Zij verbeelden
het Offer der Herderen met het jaarmerk 1516; de 3 Kq-
ningen ; een naakt Vrouwtje van achteren te zien, in ’t ver-
fchiet een aartig Landfchap. Noch een Si. Jan die fchrijft,
terwijl de Duivel den ink-koker om ftoot; in de Lucht is
de H. Maagd; en meer anderen. Hij merkte zijne prenten
met L K entuffehen deze Letters een Kannetje. Uit^Mede^
Bijzonderb.