Hoogduitfche Schilders. 149
naar Utrecht (*) vertrok, om zijn Wijf voor de
Kanunniken te bewaren, en foortgelijke lafteringen
meer; waarop hij, als Morus hem bedreigde, on-
der de tafel kroop, offchoon deze het der pijne
niet waardig achtte , zich zijner eenigzins te be-
kreunen. Eindelijk werd Van Cleef zo uitzin-
nig, dat hij zeer vreemde dingen uitvoerde, in
zo verre zelfs, dat hij zijn kleed, mantel en muts
met Terpentijn befmeerde, en dus glimpende langs
de ftraten gong; ook befchilderde hij zijne pannee-
len van achteren, op dat men, zeide hij, als zij
omgekeerd (tonden, ook iet zouden konnen zien.
De Tafereelen, weleer kundig en wel door hem
gefchilderd, poogde hij weder onder zijne oogen
en handen te bekomen, om ze, zo hem dacht, te
verbeteren; doch hij bedorf alles, en maakte veele
fchoone ftukken en heerlijke Kunft te fchande.
Ten langen laatften werd hij door zijne Vrienden
opgezocht en bewaard.
Hij was de befte Kolorift van zijnen tijd, rondde
zijne dingen zeer aartig en fchilderde ongemeen
vleefchachtig, niet dan met de vleefchkleur zelve
hogende. Zijne tafereelen worden billijk door de
Kunftbeminnaars geacht en in waarde gehouden.
Bij Melchior Wijntges te Middelburg ziet men van
zijne hand een zeer fchoon Mzri/z-beeld, achter ’t
welk Joachim Patenier een fraai Landfchap gefchil-
derd heeft, en bij den Heer Simon Luz te Amfler-
dam een wel gefchilderden Bacchus , dien hij met
grijs hair, als een oud man, doch zeer vet ver-
beeld heeft, denklijk niet zonder reden, ’t zij hij
heeft
(*) Morus was van Utrecht geboortig, en fchijnt zijne
vrouw in zijne uitlandigheid t’huis gelaten te hebben. Zie
Rijder in zijn leven.
K 3
naar Utrecht (*) vertrok, om zijn Wijf voor de
Kanunniken te bewaren, en foortgelijke lafteringen
meer; waarop hij, als Morus hem bedreigde, on-
der de tafel kroop, offchoon deze het der pijne
niet waardig achtte , zich zijner eenigzins te be-
kreunen. Eindelijk werd Van Cleef zo uitzin-
nig, dat hij zeer vreemde dingen uitvoerde, in
zo verre zelfs, dat hij zijn kleed, mantel en muts
met Terpentijn befmeerde, en dus glimpende langs
de ftraten gong; ook befchilderde hij zijne pannee-
len van achteren, op dat men, zeide hij, als zij
omgekeerd (tonden, ook iet zouden konnen zien.
De Tafereelen, weleer kundig en wel door hem
gefchilderd, poogde hij weder onder zijne oogen
en handen te bekomen, om ze, zo hem dacht, te
verbeteren; doch hij bedorf alles, en maakte veele
fchoone ftukken en heerlijke Kunft te fchande.
Ten langen laatften werd hij door zijne Vrienden
opgezocht en bewaard.
Hij was de befte Kolorift van zijnen tijd, rondde
zijne dingen zeer aartig en fchilderde ongemeen
vleefchachtig, niet dan met de vleefchkleur zelve
hogende. Zijne tafereelen worden billijk door de
Kunftbeminnaars geacht en in waarde gehouden.
Bij Melchior Wijntges te Middelburg ziet men van
zijne hand een zeer fchoon Mzri/z-beeld, achter ’t
welk Joachim Patenier een fraai Landfchap gefchil-
derd heeft, en bij den Heer Simon Luz te Amfler-
dam een wel gefchilderden Bacchus , dien hij met
grijs hair, als een oud man, doch zeer vet ver-
beeld heeft, denklijk niet zonder reden, ’t zij hij
heeft
(*) Morus was van Utrecht geboortig, en fchijnt zijne
vrouw in zijne uitlandigheid t’huis gelaten te hebben. Zie
Rijder in zijn leven.
K 3