Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 8.1915

DOI Heft:
Nr. 2
DOI Artikel:
Boeles, P. C. J. A.: De beschaving in het merovingische tijdperk
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19804#0148

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
doch een massa blijft er over, die voorloopig slechts groepsgewijs en typologisch beschreven
kan worden, met aanduiding hier en daar van eene absolute dateering.

De merovingische kuituur, wel te onderscheiden dus van de beschaving in den
merovingischen tijd, vormt de hoofdschotel van hetgeen Brenner ons voorzet. Vooraf
peilt hij de grondslagen van deze beschaving, hetgeen zeker niet het minst interessante,
maar tevens een der meest lastige deelen van het onderzoek vormt. Behandeld
worden in dit verband de laat-romeinsche beschaving der Rijnstreken, de overgangstijd
in Zuid- en West-Duitschland en het Zuid-Russisch Donaulandsche Kultuurgebied.
Wij noemen o. a. de bespreking der interessante vondsten van Marosszentanna in
Zevenburgen (Abb. 1—7). Geografisch omvat de eigenlijke merovingische kuituur het
geheele gebied der frankische stammen, met inbegrip der veroverde of afhankelijke
landen der Bourgondiërs, Allemannen, Beieren en Thuringers. De vondsten uit Bohemen
en uit de graven der Langobarden in Hongarije en Italië hebben ook een specifiek
merovingisch karakter.

In al deze streken ontbreken in de vierde eeuw n. 1. nog de eigenlijke merovingische
typen. In het bizonder is dit duidelijk bij de uitgestrekte vierde-eeuwsche velden van
skeletgraven in het noord-oosten van Frankrijk, in het thans door zijn moderne grafvelden
zoo droevig bekende Aisnegebied. Ze zijn uitnemend door Pilloy beschreven. Het
aardewerk b. v. is nog volkomen romeinsch o. a. het late terra sigillata met radstempel-
ornament, dat hier zijn uiterste dateering ontvangt, n.1. het einde der vierde eeuw. Ook
ons interesseert dat, waar er verschillende scherven van dat vaatwerk uit de friesche en
groninger terpen bekend zijn en er verleden jaar uit de terp te Ferwerd, zelfs een
bijkans volledige kom voor den dag kwam. De talrijke wapenen, die in de bedoelde
grafvelden van Frankrijk voor den dag komen, toonen overigens voldoende aan, dat
daar geen Romeinen, maar Germanen begraven werden.

Wij kunnen Brenner niet volgen bij zijn breed overzicht der vondsten in de
verschillende deelen van het frankische gebied. Zijne conclusie (S. 289 ff.) luidt, dat
de frankische kuituur, voor zoover wij die thans kennen, plotseling, als iets dat voltooid
is, voor ons staat. Enkele voorwerpen hangen wel is waar samen met den laat-romeinschen
tijd, doch in hoofdzaak is de afstand daarvan veel grooter dan gewoonlijk wordt aange-
nomen. Hij gaat dit na bij de verschillende soorten merovingische oudheden: de spatha,
het twee snijdende frankische zwaard; de sax, het sabelvormige »Hiebwaffen", dat onder
de laat-romeinsche wapenen geen prototype heeft en aanvankelijk klein van vorm, in de
7de en 8ste eeuw als »Lang sax" hèt wapen wordt. De gespen en in mindere mate ook
de mantelspelden staan onder den invloed van de kunst der Donaulanden.

Bij de Ceramiek daarentegen is — wat trouwens wel bekend was — de voort-
zetting van de romeinsche traditiën en techniek bepaald duidelijk.

In tegenstelling met het vaatwerk der Friezen en Saksers en andere min of meer
buiten de romeinsche grenzen tot ontwikkeling gekomen germanen, is het frankische
altijd zuiver op den draaischijf gevormd en vrij hard gebakken. Ook de radstempel-

132
 
Annotationen