beveiligd, overdekt door spitse schutdaken (afb. 6). Donatello’s »Judith” werd weggenomen
en onder een der gewelven van het »Bargello” opgesteld. — De vermaarde »Marzocco”,
zinnebeeld der stad, werd met zandzakken bedekt en ingetimmerd. De bronsfiguren van
de fontein van Giovanni da Bologna op de »Piazza della Signoria” werden weggenomen.
De beeldhouwwerken in de nissen van »Or San Michele” zijn, onder schuine
afdaken, behandeld als de beelden onder de «Loggia dei Lanzi”. Op het Domplein ziet
men de reliefs van den «Campanile di Giotto” door op stellages rustende zandzakken
beschermd, terwijl hier de marmeren beelden uit de hooge nissen zijn weggenomen.
Ghiberti’s beroemde deuren van het Baptisterium zijn opengezet, waarna de ingangen
met een balkconstructie en zandzakken zijn gebarricadeerd en aan de buitenzijde met
een stevigen plankwand afgesloten (afb. 7). — De «David” van Michelangelo bleef staan
in zijn Tribuna, doch zag zich omhuld in een weinig uitdagende, zeer plompe en meter-
dikke omschansing; om eigen bestwil nochtans en om dat der gemeente.
Te Rome zijn de belangrijkste schilderijen uit de staatsverzamelingen ondergebracht
in Castel Sant’ Angelo en wel in den grafkelder zelf van keizer Hadrianus, welke ten
eenenmale bomvrij mag worden geacht. De Wolvin en de Kapitolijnsche Venus zijn in
de kelders van het Kapitool onder zandzakken, die op zware balken rusten, weggeborgen.
Bernini’s beelden in de Galleria Borghese zijn ingepakt in een soort opgevulde en met
blik geblindeerde schildwachthuizen. — Enz.
Te Rome kan men zien, dat de maatregelen niet met die stelselmaat genomen zijn
als in Venetië en andere N.-Italiaansche steden het geval is. Doch de beveiliging kan
hier ook minder dringend worden geacht. Men liet aan de verschillende directies de vrijheid
zulke voorzorgen te nemen als zij in het belang hunner verzamelingen het meest noodig
oordeelden. Wel werden algemeen de bovenverdiepingen der musea zooveel mogelijk
ontruimd. Een en ander bracht mee, dat de meeste musea voor het publiek gesloten zijn.
Naar het uiterlijk echter ziet de hoofdstad van Italië er, ook in artistiek en oud-
heidkundig opzicht, uit als anders. In de kerken werd geen enkele maatregel voor de
beveiliging der kunstschatten genomen, blijkbaar om het publiek niet noodeloos te verontrusten.
Alleen de Mozes van Michelangelo in San Pietro in Vincoli, een hooggelegen kerk, is
door een driedubbele omwalling van zandzakken beschut. De fonteinen werpen onafge-
broken, als anders, en even rijkelijk hun waterstralen omhoog en op het kapitool staat
Marcus Aurelius te paard, als anders, wachtend tot hij wederom verguld zal worden door
nieuwe glorie van Romuli nakroost. Want zoo luidt de legende.
De mededeelingen hier gedaan berusten grootendeels op twee recente publicaties :
Ugo Ojetti, I Monumertti Italiani e la Guerra. (A cura dell’ Ufficio speciale del Ministero
della Marina.) Milano 1917. In 4°. met 140 afbeeld. La Difesa dei Monumenti Italiani
contro i pericoli di guerra. (Materiale raccolto dalla Direzione Generale delle Antichita e
Belle Arti.) Rome 1917. In F°. met 145 afbeeld.
Rome, November 1917. G. J. HOOGEWERFF.
22
en onder een der gewelven van het »Bargello” opgesteld. — De vermaarde »Marzocco”,
zinnebeeld der stad, werd met zandzakken bedekt en ingetimmerd. De bronsfiguren van
de fontein van Giovanni da Bologna op de »Piazza della Signoria” werden weggenomen.
De beeldhouwwerken in de nissen van »Or San Michele” zijn, onder schuine
afdaken, behandeld als de beelden onder de «Loggia dei Lanzi”. Op het Domplein ziet
men de reliefs van den «Campanile di Giotto” door op stellages rustende zandzakken
beschermd, terwijl hier de marmeren beelden uit de hooge nissen zijn weggenomen.
Ghiberti’s beroemde deuren van het Baptisterium zijn opengezet, waarna de ingangen
met een balkconstructie en zandzakken zijn gebarricadeerd en aan de buitenzijde met
een stevigen plankwand afgesloten (afb. 7). — De «David” van Michelangelo bleef staan
in zijn Tribuna, doch zag zich omhuld in een weinig uitdagende, zeer plompe en meter-
dikke omschansing; om eigen bestwil nochtans en om dat der gemeente.
Te Rome zijn de belangrijkste schilderijen uit de staatsverzamelingen ondergebracht
in Castel Sant’ Angelo en wel in den grafkelder zelf van keizer Hadrianus, welke ten
eenenmale bomvrij mag worden geacht. De Wolvin en de Kapitolijnsche Venus zijn in
de kelders van het Kapitool onder zandzakken, die op zware balken rusten, weggeborgen.
Bernini’s beelden in de Galleria Borghese zijn ingepakt in een soort opgevulde en met
blik geblindeerde schildwachthuizen. — Enz.
Te Rome kan men zien, dat de maatregelen niet met die stelselmaat genomen zijn
als in Venetië en andere N.-Italiaansche steden het geval is. Doch de beveiliging kan
hier ook minder dringend worden geacht. Men liet aan de verschillende directies de vrijheid
zulke voorzorgen te nemen als zij in het belang hunner verzamelingen het meest noodig
oordeelden. Wel werden algemeen de bovenverdiepingen der musea zooveel mogelijk
ontruimd. Een en ander bracht mee, dat de meeste musea voor het publiek gesloten zijn.
Naar het uiterlijk echter ziet de hoofdstad van Italië er, ook in artistiek en oud-
heidkundig opzicht, uit als anders. In de kerken werd geen enkele maatregel voor de
beveiliging der kunstschatten genomen, blijkbaar om het publiek niet noodeloos te verontrusten.
Alleen de Mozes van Michelangelo in San Pietro in Vincoli, een hooggelegen kerk, is
door een driedubbele omwalling van zandzakken beschut. De fonteinen werpen onafge-
broken, als anders, en even rijkelijk hun waterstralen omhoog en op het kapitool staat
Marcus Aurelius te paard, als anders, wachtend tot hij wederom verguld zal worden door
nieuwe glorie van Romuli nakroost. Want zoo luidt de legende.
De mededeelingen hier gedaan berusten grootendeels op twee recente publicaties :
Ugo Ojetti, I Monumertti Italiani e la Guerra. (A cura dell’ Ufficio speciale del Ministero
della Marina.) Milano 1917. In 4°. met 140 afbeeld. La Difesa dei Monumenti Italiani
contro i pericoli di guerra. (Materiale raccolto dalla Direzione Generale delle Antichita e
Belle Arti.) Rome 1917. In F°. met 145 afbeeld.
Rome, November 1917. G. J. HOOGEWERFF.
22