schilder, wiens hand men ook vaak in de wapens op portretten van Frans Hals herkent.
Wie dit wel geweest mag zijn?
Dit portret is zonder twijfel een der fraaiste werken van Verspronck en neemt
onder de zoo zeldzame »kleurige” portretten van den meester een allereerste plaats in.
Hoe gracieus, welgekozen in houding, kader en belichting deze beeltenis is, kortom
wat er van zulk een gestalte kon worden indien een groot kunstenaar en niet een
middelmatig portrettenmaker ze kreeg te conterfeyten, blijkt wel het best uit de ver-
gelijking met het twee jaar later door Soutman geschilderde portret van dienzelfden
Stilte in de groep van schutters in het Frans Hals-Museum te Haarlem. Soutman geeft
ons geen aantrekkelijken, levendigen, maar een stillen, bedrukten Stilte. Zijn houding is
wankelend en gemaakt, zijn haardos overdreven. Het vaandel verleelijkt zijn stand instede
van als welkom verfraaiingsmiddel te dienen.
Ter vergelijking beelden wij de beide portretten hier af.
De laatste tijdelijke aanwinst van het museum is een zeer groot doek (136 X 117 c.M.),
welwillend in bruikleen afgestaan door den Heer G. von Osmitz te Pressburg in
Hongarije. De determinatie is een puzzle. De opzet en de plaatsing in het kader zijn
breed, on-Hollandsch; de techniek echter óf Hollandsch, óf door de Hollandsche beïn-
vloed. Het schijnt mij werk van een Franschman onder Hollandschen invloed, of van
een naar Fransche opvattingen met Hollandsche penseelbehandeling schilderenden meester.
De tijd van ontstaan is naar kleeding en techniek op omstreeks 1670 a 80 te stellen.
Dit portret is treffend niet alleen wegens zijn distinctie, maar ook om het arrange-
ment en de bijzonder smaakvolle houding van den afgebeelde.
W. MARTIN.
■- ■ ■ ■- - ■
DE DOOPSCHOTEL VAN DE NED. HERV. KERK TE MAKASSER.
De belangstelling der gegoede gemeenteleden in de kerk van hunne woonplaats
uitte zich ook in Indië meermalen door geschenken van zilveren voorwerpen voor het
H. Avondmaal en den Doop. Te Batavia heeft men zelfs gouden kerksieraden en ver-
schillende kerken bezitten nog zilveren bekers, schotels en doopbekkens, waarvan de
schenkers belangrijke plaatsen bekleedden in het bestuur der bezittingen van de Oost-
Indische Compagnie. Gewoonlijk is naast de historische waarde de kunstwaarde echter
bescheiden en niet hooger dan die van dergelijke voorwerpen in de Hollandsche dorps-
kerkjes, wanneer daar niet toevallig de ambachtsheer tevens een kunstlievend man was,
die niet alleen het geld beschikbaar stelde, maar ook voor de uitvoering van het geschenk
de hulp inriep van een der bekwaamste kunstenaars in het vak der edelsmeden.
Twee schotels mogen echter in het bijzonder vermeld worden onder de Indische
kerkschatten, en wel die te Menado en te Makasser. De eerstgenoemde behoorde oor-
spronkelijk aan de kerk te Batavia en is in 1820 aan de kerk te Menado overgedragen.
218
Wie dit wel geweest mag zijn?
Dit portret is zonder twijfel een der fraaiste werken van Verspronck en neemt
onder de zoo zeldzame »kleurige” portretten van den meester een allereerste plaats in.
Hoe gracieus, welgekozen in houding, kader en belichting deze beeltenis is, kortom
wat er van zulk een gestalte kon worden indien een groot kunstenaar en niet een
middelmatig portrettenmaker ze kreeg te conterfeyten, blijkt wel het best uit de ver-
gelijking met het twee jaar later door Soutman geschilderde portret van dienzelfden
Stilte in de groep van schutters in het Frans Hals-Museum te Haarlem. Soutman geeft
ons geen aantrekkelijken, levendigen, maar een stillen, bedrukten Stilte. Zijn houding is
wankelend en gemaakt, zijn haardos overdreven. Het vaandel verleelijkt zijn stand instede
van als welkom verfraaiingsmiddel te dienen.
Ter vergelijking beelden wij de beide portretten hier af.
De laatste tijdelijke aanwinst van het museum is een zeer groot doek (136 X 117 c.M.),
welwillend in bruikleen afgestaan door den Heer G. von Osmitz te Pressburg in
Hongarije. De determinatie is een puzzle. De opzet en de plaatsing in het kader zijn
breed, on-Hollandsch; de techniek echter óf Hollandsch, óf door de Hollandsche beïn-
vloed. Het schijnt mij werk van een Franschman onder Hollandschen invloed, of van
een naar Fransche opvattingen met Hollandsche penseelbehandeling schilderenden meester.
De tijd van ontstaan is naar kleeding en techniek op omstreeks 1670 a 80 te stellen.
Dit portret is treffend niet alleen wegens zijn distinctie, maar ook om het arrange-
ment en de bijzonder smaakvolle houding van den afgebeelde.
W. MARTIN.
■- ■ ■ ■- - ■
DE DOOPSCHOTEL VAN DE NED. HERV. KERK TE MAKASSER.
De belangstelling der gegoede gemeenteleden in de kerk van hunne woonplaats
uitte zich ook in Indië meermalen door geschenken van zilveren voorwerpen voor het
H. Avondmaal en den Doop. Te Batavia heeft men zelfs gouden kerksieraden en ver-
schillende kerken bezitten nog zilveren bekers, schotels en doopbekkens, waarvan de
schenkers belangrijke plaatsen bekleedden in het bestuur der bezittingen van de Oost-
Indische Compagnie. Gewoonlijk is naast de historische waarde de kunstwaarde echter
bescheiden en niet hooger dan die van dergelijke voorwerpen in de Hollandsche dorps-
kerkjes, wanneer daar niet toevallig de ambachtsheer tevens een kunstlievend man was,
die niet alleen het geld beschikbaar stelde, maar ook voor de uitvoering van het geschenk
de hulp inriep van een der bekwaamste kunstenaars in het vak der edelsmeden.
Twee schotels mogen echter in het bijzonder vermeld worden onder de Indische
kerkschatten, en wel die te Menado en te Makasser. De eerstgenoemde behoorde oor-
spronkelijk aan de kerk te Batavia en is in 1820 aan de kerk te Menado overgedragen.
218