Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 11.1918

DOI Heft:
[Nr. 2]
DOI Artikel:
Oficieele berichten
DOI Artikel:
Overvoorde, J. C.: Monumentenbescherming in Oorlogstijd
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19837#0068

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Mr. I. W. C. van den Berg, Burgemeester van Delft; Ir. G. J. Braat; M. Ch. G. de Bruyn,
President v. h. Delftsch Stud.-Corps; K. H. Hanau; A. Labouchère; Ir. A. Ie Comte,
Dir. v. h. Rijksmuseum «Huis Lambert van Meerten"; H. J. H. Modderman, Burgemeester
van Naaldwijk; Prof. A. W. M. Odé; N. Rodenburg; Prof. T. K. L. Sluijterman;
Prof. Ir. J. A. G. van der Steur, waarn. Rector Magnificus; H. Tutein Nolthenius en
E. G. Verkade.

Voorloopig is het volgende plan ontworpen: 27 Juni 8 uur n.m. vergadering, 28 Juni
rondgang door Delft, waarbij o. a. bezichtigd zullen worden de Oude kerk, de Nieuwe
kerk, het Prinsenhof, het Stadhuis, het Hoofdgebouw van de Technische Hoogeschool,
enkele hofjes enz., daarna gemeenschappelijke maaltijd en waarschijnlijk concert, 29 Juni
tocht naar Naaldwijk en Monster. Nadere bijzonderheden zullen gegeven worden in de
volgende aflevering van het «Bulletin”, welke gewijd zal zijn aan de beschrijving van Delft.

MONUMENTENBESCHERMING IN OORLOGSTIJD.

Bij de dagelijks terugkeerende berichten over platgeschoten dorpen, over tot krater-
trechters misvormde vlakten, waar nauwelijks meer de plaats is aan te wijzen, waar
bloeiende dorpen te midden der landouwen in de volle weelde van de rijpende oogst
de beloften voor de toekomst boden, bij de verwoesting van Yperen’s prachtige halle en
van de stadhuizen en kerken in zoovele stadjes in het aan cultuur rijke België en Noord-
Frankrijk, — om niet te spreken van het Noorden van Italië en de verwoeste streken in
Oost-Pruisen, Gallicië en Rusland, — bij al die onherstelbare verliezen op het gebied der
monumenten nog te reppen van bescherming in oorlogstijd schijnt ijdel gesnap, haast
profanie tegenover de onbegrensde vernietiging van kunstwerken.

Daartegenover zou men kunnen zeggen, dat juist de grootte van de reeds aan-
gerichte schade met te meer klem moet dringen tot een pogen om verdere verliezen
zooveel mogelijk te beperken, dat juist de droevige ervaring tot heden eene aansporing
te meer moet vormen om in deze moeilijke tijden het ideaal hoog te houden en op te
komen voor het behoud der ideëele goederen, die thans in de opwinding van den strijd
minder worden geteld, doch wier verlies te meer zal gevoeld worden, naarmate de volkeren
tot bezinning komen en terugblikken op de verliezen, die de komende geslachten ons
zullen verwijten, omdat de kunstwerken behooren tot het onschatbaarste bezit van alle
ontwikkelden, omdat hun verlies meer blijvend gevoeld wordt dan dat van enkele
honderden kilometers grondgebied of van de machtspositie van enkele groepen of rijken.

Wie kent nog zonder speciale studie de landsgrenzen uit de 13de of 14de eeuw
en wie gevoelt thans nog veel voor de territoriale verschuivingen uit de middeleeuwen?
Uit onbeteekenende centra zijn grootmachten gegroeid en wereldrijken zijn uiteengevallen in
deelen, die soms tot vazalstaten werden van de eerst door het vervallen rijk overheerschte
staten. De groote kunstwerken uit die tijden bleven echter hunne bekoring behouden en
hunnen veredelenden invloed op alle kunstgevoeligen, terwijl de roem der tijdelijke groot-

58

<
 
Annotationen