Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 11.1918

DOI Heft:
[Nr. 5]
DOI Artikel:
Overvoorde, J. C.: Openingsrede: van den vorziter ... gehouden op de algemeene vergadering te Delft : Mr. Dr. J. C. Overvoorde
DOI Artikel:
Haslinghuis, Edward Johannes: Verslag van den secretaris
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19837#0209

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
den nadruk leggen op de beteekenis van het behoud van de mooie oude grachten, wier
waarde in het stadsbeeld in dezen kring wel niet nader behoeft betoogd te worden, doch
wel op het gelukkige feit, dat de Technische Hoogeschool zelf, door het uitschrijven van
de prijsvraag voor het Gijsberti Hodenpijl-fonds, openlijk is opgetreden voor het behoud
van het bedreigde schoon. Door dit optreden heeft de faculteit ons oudheidkundigen aan
zich verplicht. Zij heeft hierdoor ook voor de jongeren, die hier hunne opleiding vinden,
en waaronder later zoovelen invloed kunnen oefenen op het behoud onzer kunstwerken,
op het belang hiervan met nadruk gewezen.

Waar de faculteit op deze wijze voorgaat, mogen wij ook in de toekomst van
onze jongere architecten een krachtigen steun verwachten.

Moge Delft nog lang fier kunnen zijn op zijn stadschoon en zijn monumentenschat
en daardoor veredelend werkend op den kunstzin onzer aanstaande bouwmeesters, krachtig
medewerken tot de liefde voor het schoone in de echt vaderlandsche kunst.

VERSLAG VAN DEN SECRETARIS.

De secretaris acht zich gelukkig dit verslag te openen met de mededeeling, dat
het aantal leden van den Bond ook dit jaar, ondanks de steeds moeilijker omstandigheden,
niet slechts niet achteruitgegaan, doch vermeerderd is, en wel met 16 leden. De Bond telt
thans 575 leden. Tegenover de 9, die hem in 1917 door overlijden en bedanken
ontvielen, staan er 25 die zich als lid lieten inschrijven. Het aantal gewone leden steeg met 7.

In de samenstelling van het bestuur kwam eenige wijziging door de verkiezing
van een nieuwen secretaris in de plaats van Dr. Rooseboom en door die van den heer
W. A. E. van der Pluijm ter vervanging van den afgetreden heer Polman Kruseman.
Straks zal de vergadering behalve in de periodieke aftreding van vier der bestuursleden,
ook moeten voorzien in de vacature, ontstaan door het ontslagnemen van Jhr. Mr. Ch.
Ruys de Beerenbrouck, dien het bestuur met leedwezen uit zijn midden zag gaan om
den post van commissaris der provincie Limburg op zich te nemen. In de redactie van
het Bulletin, die haar taak ook dit jaar met ijver vervulde, werd Dr. E. J. Haslinghuis
vervangen door Mej. Dr. E. Neurdenburg.

Van de Bondscommissies slaagde ééne erin, n.1. die tot voorbereiding van stellingen
betreffende de inrichting en het beheer van musea, zich na eene werkzaamheid van
welhaast vijf jaren, overbodig te maken — een voorbeeld, dat de secretaris zich veroorlooft
voor te houden aan de andere commissies, wier opdracht en samenstelling jaar in jaar
uit op de eerste bladzijde van eiken Bulletin-jaargang prijken. De bedoelde commissie heeft
zoo juist de vrucht van haar arbeid gepubliceerd in den vorm van een boek, waarin
drie uiteenzettingen vereenigd zijn; n.1.: 1. de reorganisatie onzer Rijksmusea; 2. een
handleiding voor het beheer onzer plaatselijke historische musea; 3. de opleiding onzer
museum-directeuren, terwijl aan het slot de door de commissie geformuleerde en door
de Bondsvergadering aanvaarde «stellingen” nog eens afgedrukt zijn.

199
 
Annotationen