Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 11.1918

DOI Heft:
[Nr. 1]
DOI Artikel:
Haslinghuis, Edward Johannes: Algemeene vergadering van den Ned. Oudh. Bond op Zaterdag 12 Januari 1918 te 2 1/4 ure in "Café Hollandais" te 's-Gravenhage
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19837#0019

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
ALGEMEENE VERGADERING VAN DEN NED. OUDH. BOND OP ZATERDAG
12 JANUARI 1918 TE 2]U URE IN »CAFÉ HOLLANDAIS” TE ’s-GRAVENHAGE.

Aanwezig: de leden Mr. Dr. J. C. Overvoorde (Lakenhal), Dr. C. Hofstede de
Groot (Haagsch Gemeentemuseum), Dr. H. E. van Gelder (Die Haghe), Jhr. H. Teding
van Berkhout, W. van der Pluym, Dr. A. W. Bijvanck, G. D. Gratama, Prof. W. Martin,
Dr. M. P. Rooseboom, H. Buisman, P. Haverkorn van Rijswijk, Dr. E. Neurdenburg,

I. C. E. Peelen, Dr. E. J. Haslinghuis, Jhr. B. W. F. van Riemsdijk, Dr. J. Kalf,
A. van Erven Dorens en Prof. W. Vogelsang; en de correspondeerende leden: J. W.
Enschedé, J. L. Schouten, D. S. van Zuiden, Mr. A. Loosjes en A. Brom Jr.

Te half drie opent de voorzitter de vergadering met een korte rede, waarin hij de
bij de Tweede Kamer aanhangige voorstellen in zake de restauratie der monumenten
gedenkt. Hij doet dit ook hierom, dat er van verschillende zijden berichten komen over
de stille campagne, door enkele tegenstanders ertegen gevoerd. Strijd voor beginselen is
billijk, doch het is te betreuren, dat die niet in het volle licht plaats heeft, waardoor de
gelegenheid ontbreekt om de grieven der tegenstanders te weerleggen. Hij maakt daarom
van deze gelegenheid gebruik om in het bijzonder drie tegenwerpingen te ontzenuwen :
1°. dat men het op den persoon van Dr. Cuypers zou gemunt hebben. Dit is onwaar,
de jongeren doen voor niemand onder in vereering van den grijzen bouwmeester, eerelid
van den Bond, maar boven de vereering van den persoon stellen zij het behoud der
monumenten, dat een andere methode eischt, dan de tot voor korten tijd officieele;
2°. dat de nieuwe richting geen eerbied voor de monumenten heeft en deze wil
gebruiken als proefveld voor jonge architecten. Ook dit argument is niet eerlijk, omdat
elkeen die op de hoogte is, weet, dat zij juist aandringt op meer piëteit en zich verzet
tegen de methode der ouderen om, tengunste van het bijwerken in ouden stijl en het
aanbrengen van een nieuw-oud kleed, de documenteele waarde van het bestaande te
vernietigen. De nieuwe richting wil alleen waar het oude ontbreekt of waar bijgebouwd
moet worden, den kunstenaar van heden meer de vrije hand laten, en hiermede keert
zij terug tot de methode, die vóór Viollet-le-Duc steeds gevolgd is; 3°. dat het
dictatorschap-Cuypers plaats zal maken voor dat van een jonger kracht. Spr. voor zich
heeft genoeg vertrouwen in de regeering om aan te nemen, dat zij in de nieuwe commissie
mannen van verschillende richting zal benoemen, en hieronder geen napraters, maar
mannen, die voor hun meening kunnen strijden.

De heer Haverkorn verzoekt den spreker een verslag zijner rede voor de pers af te staan.

Aan de orde komen nu:

1. De twee aanvullende »stellingen" betreffende het bestuur enz. van musea, welke
in het Bulletin 1917, blz. 249—250, afgedrukt zijn. De eerste (Reiscollecties) wordt namens
de Commissie ad hoe toegelicht door den heer van Gelder, die betoogt, dat de Commissie
dit voorstel doet naar analogie van wat het Rijk met de rechterlijke en notarieele archieven
verricht, als het die onder behoorlijke waarborgen ter beschikking der gemeentelijke

9
 
Annotationen